Een half jaar na het begin van de coronacrisis voelden veel meer samenwonende ouderen zich eenzaam. Dat blijkt uit gegevens die zijn verzameld in de LASA-ouderenstudie. In 2018 gaf 5 procent van de ondervraagde ouderen met een partner aan gezelschap te missen. Twee jaar later was dat opgelopen naar 30 procent.

Hoogleraar Sociologie Theo van Tilburg van de Vrije Universiteit doet al jaren onderzoek naar de mate waarin zelfstandig wonende ouderen zich eenzaam voelen. Daarvoor gebruikt hij gegevens uit de al bijna 30 jaar lopende ouderenstudie van Amsterdam UMC en de VU, de Longitudinal Aging Study Amsterdam. Nederlandse ouderen beantwoorden eens in de zoveel jaar vragen over uiteenlopende aspecten van hun leven, bijvoorbeeld over ziekte en gezondheid en over sociale contacten.

Onvoldoende contact zoeken

Na een vergelijking van hun antwoorden uit 2018 met die van het najaar 2020, werd een opvallende toename zichtbaar van eenzaamheid onder ouderen tussen de 74 en 96 jaar met een geliefde naast zich op de bank. Volgens de hoogleraar kan dat komen doordat ouderen die samenwonen erg veel op hun partner gericht zijn en binnen de beperkingen van de coronamaatregelen onvoldoende contact zoeken met andere mensen.
“Er wordt vaak vanuit gegaan dat mensen met een partner niet eenzaam zijn”, aldus Van Tilburg. Volgens de hoogleraar wordt er te lichtzinnig gedacht over eenzaamheid onder mensen met een partner. “En als zij daar zelf net zo over denken, zijn ze weinig actief om hun kennissenkring zo groot en gevarieerd mogelijk te laten zijn. Terwijl een sterk sociaal netwerk juist op latere leeftijd zo belangrijk is.”

Lees de brontekst en het wetenschappelijk artikel over eenzame ouderen met partner tijdens de coronacrisis.