Door littekenweefsel in het hart gericht te bestralen kunnen patiënten met levensbedreigende hartritmestoornissen voor langere tijd van hun klachten af worden geholpen. In het Hartcentrum van Amsterdam UMC wordt deze nieuwe behandeling sinds 2020 toegepast. “Voor een selecte groep ernstig zieke patiënten biedt dit eindelijk een oplossing.”

Heel veel mensen hebben wel eens last van boezemfibrilleren, een vrij onschuldige ritmestoornis in de voorkamers van het hart. Maar enkele duizenden Nederlanders per jaar overlijden door plotse hartdood als gevolg van een ritmestoornis in de hartkamer. “Bijvoorbeeld als er op dat moment sprake is van een hartinfarct", legt cardioloog en elektrofysioloog Pieter Postema uit. “Of als er al een litteken in de hartspier zit door een eerder hartinfarct of een andere hartspierziekte, waardoor de elektrische functie van de hartspier op hol kan slaan.”
Er bestaan werkzame maar zware medicijnen en ook kan via een katheter het ontregelde stukje van de hartspier worden opgezocht en uitgeschakeld. Maar voor een kleine groep patiënten bieden noch deze zogeheten ablatie, noch de medicijnen uitkomst. Leven met de angst voor wéér een ritmestoornis is voor deze patiënten de dagelijkse praktijk.

Eerste patiënt in Amsterdam

Sinds kort is er echter een nieuwe behandelmethode: bestraling. In 2017 verscheen een eerste wetenschappelijke studie waarbij 5 patiënten in de Verenigde Staten na bestraling een jaar lang grotendeels van hun ernstige hartritmestoornissen af waren. Voor zijn promotieonderzoek aan Amsterdam UMC schreef arts-onderzoeker Martijn van der Ree in 2020 een overzichtsartikel waarin de eerste 41 patiënten wereldwijd zijn opgenomen. De resultaten van die verzamelde studies gaven voldoende aanleiding om ook in Nederland een onderzoek op te zetten. In 2020 werd daarvoor de eerste patiënt met een zogeheten therapieresistente hartritmestoornis in Amsterdam behandeld. Inmiddels zijn er hier 8 patiënten bestraald.

Bestralen als een tumor

“De therapie doet enigszins denken aan de bestraling van een tumor”, legt Van der Ree uit, “alleen is deze bestraling eenmalig en is de dosis hoger. Waar een tumor meestal in tientallen radiotherapiesessies steeds een dosis van 2 tot 3 gray – de eenheid van straling – te verduren krijgt, bestralen wij het littekenweefsel in het hart met wel 25 gray. Het ‘stereotactische’ zit hem erin dat de stralingsbron rond het lichaam cirkelt waarbij de stralen steeds, als de spaken van een wiel, precies samenkomen in het gebied in het hart dat ‘kapotgemaakt’ moet worden.”
Niet alleen de therapie zelf doet denken aan de behandeling van een tumor, ook het betrokken team is enigszins vergelijkbaar. Naast Postema en Van der Ree zijn radiotherapeut-oncologen Brian Balgobind en Edith Dieleman intensief bij de studie betrokken, net als klinisch fysicus Jorrit Visser. “Die multidisciplinariteit is gezien de complexiteit heel belangrijk”, benadrukt Van der Ree. “Je gaat een stukje van de hartspier letterlijk kapotmaken, dus daar komt heel veel vooronderzoek bij kijken, om te zien waar en hoe je de straling precies moet concentreren.”

Laatste strohalm

De resultaten van de eerste 6 Europese patiënten die op deze manier zijn behandeld, zijn maart 2023 gepubliceerd. Van der Ree: “We hebben de resultaten van 12 maanden vóór met die van 12 maanden na de behandeling vergeleken. In het meest extreme geval ging het om een man die in het jaar vóór de behandeling meer dan 40 keer een schok had gekregen van zijn geïmplanteerde defibrillator – een zogeheten ICD – zodat zijn hart weer in een normaal ritme ging kloppen. In het jaar na de behandeling geen enkele meer.”
De 6 patiënten waren niet 100 procent klachtenvrij in de periode na de bestraling. In enkele gevallen duurde het een dikke maand voor de bestraling effect had op het littekenweefsel en waren er in die periode nog wel ritmestoornissen. Bij 2 patiënten kwamen na 9 maanden de ritmestoornissen enigszins terug. “We zullen moeten kijken of we daar misschien het cruciale stuk van het hart waar de problemen vandaan kwamen nét hebben gemist met de bestraling, of dat er iets anders aan de hand is geweest.” Twee patiënten overleden in het jaar na de behandeling maar dat kwam niet door een hartprobleem, stelt Postema. “We hebben hier te maken met ernstig zieke mensen voor wie deze therapie een laatste strohalm is. Ze hebben vaak meerdere kwalen onder de leden en blijven ook op andere manieren kwetsbaar.”

Minder medicijnen

De betrokken patiënten konden de medicijnen die zij slikten tegen de ritmestoornissen grotendeels afbouwen. “Dat is een belangrijk winstpunt, want deze middelen kennen serieuze bijwerkingen”, stelt van der Ree. “Ook de veiligheid van de therapie zelf hebben we goed geëvalueerd.”
Of de zware bestraling van het beschadigde hart op de lange termijn geen nieuwe problemen zal genereren, zoals een hartinfarct of hartspierziekte dat vele jaren vóór de problemen ook deed, dat blijft nog de vraag, zegt cardioloog Postema. “Maar bedenk dat het hier gaat om mensen die een ernstig probleem hebben dat hun dagelijkse leven enorm negatief beïnvloedt. Ik ken zelfs patiënten die de regelmatige klappen van de ICD zó zwaar vinden dat ze serieus overwegen om zonder verder te gaan, met het gevolg dat ze aan een volgende ritmestoornis zouden overlijden. Voor deze groep is deze bestraling enorme winst.”

Reëel alternatief

“Het zal niet snel een therapie worden voor jonge patiënten; daarvoor is de onzekerheid over de effecten op langere termijn nog te onduidelijk”, aldus Postema. “Wie weet wordt het op termijn wel helemaal overbodig, als er bijvoorbeeld betere medicijnen komen en de ablatietechnieken verder verbeteren. Maar tot die tijd is het geweldig dat we nu zicht hebben op een reëel alternatief dat effectief lijkt, ogenschijnlijk veilig is en ook nog eens veel goedkoper is dan ablatie met behulp van katheters.”

Dit is een geüpdatete en ingekorte versie van een artikel in wetenschapsmagazine Janus van Amsterdam UMC. Lees het volledige verhaal op pagina 38 van Janus, editie 4 (2022).

Tekst: Rob Buiter
Fotografie: Marieke de Lorijn