Mensen met hereditair angio-oedeem (HAE), worden geplaagd door plotseling opkomende zwellingen van huid en slijmvliezen. Uitwendige zwellingen kunnen onder andere voorkomen in het gezicht, op de handen of de voeten, of in de schaamstreek. Inwendig kunnen zwellingen van de darmwand hevige buikpijnen veroorzaken, met overgeven of diarree als gevolg. Een zwelling in keel of luchtwegen kan zelfs leiden tot verstikking.
Deze erfelijke aandoening komt voor bij één op de vijftig- tot honderdduizend mensen. De kwaliteit van leven van de patiënten lijdt enorm onder de ernst en de onvoorspelbaarheid van de aanvallen, en onder de continue dreiging van een fatale keelaanval.
Amsterdam UMC heeft als nationaal en internationaal erkend expertisecentrum voor HAE als eerste antisense-therapie toegepast bij de behandeling van deze ziekte. Internist-vasculair geneeskundige Danny Cohn en zijn team publiceren hierover op 2 september in The New England Journal of Medicine. Zij beschrijven de resultaten van antisense-therapie bij twee patiënten met een ernstige vorm van HAE. Ook rapporteren zij de bevindingen van hun onderzoek onder gezonde vrijwilligers om te zien of deze groep de behandeling goed verdraagt.
Kettingreactie
Cohn is arts en onderzoeker bij het expertisecentrum voor HAE: “Bij patiënten met HAE wordt een bepaalde afweerreactie onvoldoende onderdrukt. Dat komt door een tekort aan het eiwit C1-esteraseremmer. Prikkels zoals bijvoorbeeld stress, een verwonding of het hormoon oestrogeen kunnen een kettingreactie op gang brengen. Als die onvoldoende wordt geremd, kan de kettingreactie leiden tot lekkage van een bloedvat. Zo lekt er vocht naar omliggende weefsels. Die zwellen hierdoor op. Zo’n zwelling wordt angio-oedeem genoemd. Hoewel het eiwit C1-esteraseremmer via een infuus kan worden aangevuld, is die behandeling soms onvoldoende.” De oplossing voor het voorkómen van zwellingen moet daarom elders in die kettingreactie worden gezocht.
Cohn vergelijkt deze kettingreactie met een auto zonder remmen, die uit de bocht gaat vliegen en die alleen is te stoppen door het motorblok eruit te halen. Van de kettingreactie die tijdens een HAE-aanval optreedt, is al langer bekend welke ‘schakels’ betrokken zijn. Een belangrijke schakel in dit proces is het ‘slapende’ eiwit prekallikreïne, waaruit het actieve kallikreïne - het motorblok - ontstaat. De nieuwe therapie van het expertisecentrum is erop gericht de aanmaak van prekallikreïne stil te leggen, waardoor er geen kallikreïne ontstaat, en het motorblok dus wegvalt.
Geen aanvallen meer
Om dat voor elkaar te krijgen, passen Cohn en zijn collega’s antisense-therapie toe, met behulp van maandelijkse injecties. Antisense-therapie onderbreekt de aanmaak van een eiwit. Om een eiwit te kunnen maken, moet er eerst een kopie van het DNA gemaakt worden; die dient als een soort sjabloon voor het eiwit. Dat sjabloon wordt messenger-RNA genoemd. De antisense-therapie bindt heel selectief aan dit specifieke messenger-RNA; daardoor kan dit sjabloon niet meer worden afgelezen en het bedoelde eiwit niet meer gebouwd.” Door deze behandeling neemt de hoeveelheid prekallikreïne-eiwit die HAE-patiënten aanmaken af met ongeveer negentig procent. Daardoor hebben ze geen angio-oedeemaanvallen meer.
Goede resultaten
Cohn verwacht dat deze therapie voor een grote groep HAE-patiënten uitkomst kan bieden. “We zijn inmiddels begonnen met vervolgonderzoek onder 18 patiënten met hereditair angio-oedeem. Als de resultaten van dat onderzoek bekend zijn, zal duidelijker worden welke plaats deze behandeling bij HAE kan innemen.”
Wat de kosten van deze behandeling per patiënt zullen zijn, is nog niet te zeggen, stelt Cohn. “De antisense-therapie is in ieder geval goedkoper dan de productie van andere, minder effectieve geneesmiddelen tegen HAE.”
Inmiddels is het gebruikte geneesmiddel toe aan zijn tweede generatie. “De eerste vorm van het medicijn injecteerden we één keer per week bij onze twee eerste patiënten. We werken inmiddels met lagere doseringen die minder vaak hoeven worden gegeven. Het medicijn hoeft nu slechts één keer per maand in een klein volume te worden toegediend. Daarmee bereiken we heel goede resultaten.” Zo zullen HAE-patiënten in de toekomst zo min mogelijk hinder ondervinden van hun ziekte.
Tekst: Mieke Zijlmans