Jaarlijks sterven wereldwijd naar schatting 700.000 mensen – vooral kinderen en ouderen – aan sepsis (bloedvergiftiging), longontsteking en tuberculose veroorzaakt door bacteriën waar gangbare antibiotica geen vat op hebben. Het merendeel woont in lage- en middeninkomenslanden. De Verenigde Naties voorspelt de komende drie decennia een flinke stijging van het aantal doden door infectieziekten waartegen antibiotica niet meer werken: naar meer dan 10 miljoen per jaar.
Nederland doet het nog best goed
“De meeste mensen zien dit niet en merken het niet”, zegt Constance Schultsz, die verbonden is aan Amsterdam UMC en aan het Amsterdam Institute for Global Health & Development (AIGHD). Bij sommige bacteriën verbetert de situatie in bepaalde Europese landen. Zoals bij de beruchte ‘ziekenhuisbacterie’ MRSA, die resistent is tegen de gangbare antibiotica en vooral opduikt op plekken waar veel antibiotica worden toegediend. “Ziekenhuizen hebben maatregelen genomen om MRSA buiten de deur te houden. Maar bij andere bacteriën zie je juist toenemende resistentie in Europa.”
Nederland doet het nog best goed, vertelt Schultsz. “Omdat we aan infectiepreventie doen, ons aan de regels voor antibioticagebruik houden – zoals niets voorschrijven tegen een neusverkoudheid – en omdat we antibiotica alleen op recept kunnen krijgen. Maar ook hier zien artsen, bijvoorbeeld bij mensen met urineweginfecties, dat resistentie een probleem begint te worden. Intensive care-afdelingen hebben eveneens problemen met bacteriën waar diverse antibiotica geen vat op hebben. Er zijn IC’s buiten Nederland waar bacteriën zelfs onbehandelbaar zijn.”
Slecht zicht op omvang probleem
“Hoe het in de rest van de wereld zit, vooral in lage- en middeninkomenslanden, weten we niet precies”, vervolgt de hoogleraar. “We hebben slecht zicht op de omvang van het probleem.” Met haar onderzoek probeert ze daar verandering in te brengen. “Waarom de situatie in die landen ook voor ons relevant is? Je kunt zo’n resistente bacterie vanaf je vakantieadres mee naar huis nemen, om maar een voorbeeld te noemen.” Hoe makkelijk dat gaat, blijkt uit een onderzoek in 2017 onder gezonde Nederlandse reizigers. Bijna 90 procent van de mensen die India bezochten, kwam terug met een bacterie die een enzym produceert (ESBL) dat antibiotica afbreekt.
Resistentie opsporen
Betere gegevens over resistentie in armere regio’s dragen ook bij aan het anders inzetten van antibiotica in deze landen. Als je weet welke middelen niet meer helpen tegen een bepaalde infectie, dan kun je gerichter voorschrijven. Daarom ging enkele jaren geleden het OASIS-project van start. Dit is een initiatief van het AIGHD en onderzoeksinstellingen uit Frankrijk, Duitsland en de Afrikaanse landen Togo en Burkina Faso. Ze ontwikkelden een zogeheten ‘surveillance-strategie’ waarmee je sneller en efficiënter kunt bepalen hoe vaak resistentie ergens voorkomt. In Indonesië zijn daar goede resultaten mee behaald. Momenteel wordt de methode getest in Togo en Burkina Faso. Schultsz: “We willen samen met het Duitse ‘RIVM-voor-dieren’ kijken of we met deze methode efficiënter resistentie bij dieren kunnen meten. Inmiddels heeft de WHO ook interesse.”
Om wereldwijd resistentie terug te dringen, is het AIGHD een publiek-private samenwerking aangegaan: AMR Global, met Schultsz als voorzitter van de stuurgroep. AMR Global heeft een ambitieuze visie: iedereen die dat nodig heeft, moet toegang hebben tot effectieve en betaalbare antibiotica.
Gedrag bacteriën
Om ziekmakende bacteriën goed te kunnen bestrijden, is kennis nodig over hun gedrag. Hoe verspreiden ze zich? Welke genen van een bacterie zorgen ervoor dat deze resistent wordt tegen een bepaald medicijn? Kan deze resistentie makkelijk van dier naar mens overgaan en andersom van mens naar dier? Schultsz onderzocht dat bij E. coli, een bacterie die van nature in onze darmen zit. Dit micro-organisme heeft een vervelende eigenschap, vertelt de hoogleraar: “Hij is in staat om zijn resistentie tegen antibiotica door te geven aan soortgenoten die nog niet resistent waren.” Belangrijke informatie, al kun je daar in de praktijk nog niet veel mee doen. “In theorie zou je medicijnen kunnen ontwikkelen die de betrokken genen uitschakelen. Maar zo ver zijn we nog niet.”
Tekst: Irene van Elzakker
Foto: Shutterstock