De ziekte van Alzheimer kent verschillende gedaantes. Zo is er een grote variëteit in het beloop van de ziekte. Sommige mensen blijven relatief lang stabiel, terwijl anderen in rap tempo verslechteren. Anita van Loenhoud en Rik Ossenkoppele van het Alzheimercentrum Amsterdam van Amsterdam UMC keken naar de verschillen in beloop tussen het moment van de diagnose en het overlijden. Zij denken dat deze verschillen te maken hebben met ‘cognitieve reserve’, een hersenmechanisme dat het denkvermogen beschermt tegen de gevolgen van hersenschade. Zo hebben patiënten met een grote cognitieve reserve, ondanks het feit dat ze door alzheimer veel hersencellen hebben verloren, toch nog een relatief goed geheugen.
Meer gezonde jaren en minder ziektejaren
De onderzoekers vonden dat zowel een groter hersenvolume als een hoger opleidingsniveau samenhingen met meer cognitieve reserve bij patiënten: hersenschade door alzheimer had bij hen over het algemeen minder ernstige symptomen tot gevolg. Opleidingsniveau was daarnaast ook gerelateerd aan de snelheid waarmee de symptomen in de loop van de tijd toenamen: onder mensen in de dementiefase van de ziekte gingen hoger opgeleiden in een hoger tempo achteruit.
Van Loenhoud: “Dat klinkt misschien tegenstrijdig. Maar we weten dat sommige mensen in het beginstadium van alzheimer beter kunnen compenseren, terwijl ze dan in een later stadium juist sneller achteruit gaan. Zij hebben daardoor méér gezonde jaren en minder ziektejaren”. Ondanks hun snellere ziektebeloop in de dementiefase, bleven hoger opgeleiden met alzheimer per saldo langer in leven.
Minder onzekerheid bij patiënt
De kennis uit dit onderzoek kan helpen bij het doen van een nauwkeuriger voorspelling voor patiënten. De meest gestelde vraag in de spreekkamer is: “Dokter, wat staat mij nu te wachten?” Door hersenvolume en opleidingsniveau mee te nemen in de voorspelling, kunnen artsen in de toekomst beter antwoord geven op deze vraag.
Fotografie: Shutterstock en Alzheimercentrum Amsterdam