Promotie
8 oktober
Nienke Legdeur (locatie VUmc): Risico- en beschermende factoren voor ontstaan dementie

De hart- en vaatziekten die op middelbare leeftijd samenhangen met het krijgen van dementie, spelen geen rol meer bij het ontwikkelen van dementie op oudere leeftijd. Daarentegen zijn de hersenafwijkingen die bij mensen onder de 90 jaar met dementie gezien worden, ook bij mensen boven de 90 jaar gerelateerd aan stoornissen in de denkfuncties van de hersenen.
Promovenda Nienke Legdeur onderzocht de risico- en beschermende factoren voor dementie op hoge leeftijd en of deze verschillen van die bij jongere mensen. Ze concludeert dat met name goed lichamelijk functioneren samenhangt met goede geheugenprestaties op hoge leeftijd.
Veroudering gaat gepaard met achteruitgang van verschillende lichamelijke functies als ook het denkvermogen. Toch heeft 60% van de mensen ouder dan 90 jaar geen dementie. Het is nog niet bekend welke factoren samenhangen met het voorkomen van dementie op deze leeftijd.
Legdeur gebruikte voor haar onderzoek gegevens van langer lopende studies uit Amsterdam en Rotterdam. Ook heeft zij de 90+ studie opgezet waarin mensen van 90 jaar en ouder met en zonder dementie worden onderzocht. Er is veel informatie omdat de deelnemers aan veel onderzoeken hebben meegedaan, zoals een MRI-scan en een PET-scan. Al deze informatie helpt om meer inzicht te krijgen in de ontstaanswijze van dementie bij mensen van 90 jaar en ouder.
Plaats en tijd: VU Aula, 11.45 uur

Promotie
dinsdag 8 oktober
Muzeyyen Ugur (locatie AMC): Nieuwe fundamentele kennis over werking opioïden in hersenen

Ugurs onderzoek leverde fundamentele kennis op over de rol van opioïden (sterke pijnstillers op basis van opium). Zij bestudeerde verschillende opioïde-receptoren in de hersenen. De promovenda laat zien dat op dezelfde hersencel twee verschillende opioïde-receptoren kunnen voorkomen die bij binding van opioïden een gezamenlijke signaalfunctie hebben, en elkaars signalering kunnen beïnvloeden. Dat maakt het mogelijk om de werking van opioïden in het brein op nieuwe manieren te bestuderen.
Ugur identificeerde daarnaast neuronen die mu-delta opioïde receptoren (MOR-DOR) tot expressie brengen in een specifiek deel van de laterale hypothalamus. Dit deelgebied blijkt verbonden met vele hersengebieden. Van opioïden is bekend dat ze naast pijnstilling ook de voeding beïnvloeden, en de laterale hypothalamus is een belangrijk hersengebied dat de voeding reguleert. Ook laat Ugur voor het eerst bij muizen zien dat de mu opioïde receptoren (MOR) op voedselbeperking reageren, terwijl zowel MOR als delta opioïde receptoren (DOR) reageren op het opnieuw geven van voeding na een periode van vasten. Rennen in een wiel, wat tijdelijk de vetconsumptie verlaagt, heeft ook een invloed op DOR, maar niet op MOR in de laterale hypothalamus.
De door Ugur ontdekte functie van de combinatie van twee opioïde-receptoren geeft nieuwe mogelijkheden om problemen met pijnstillers (zoals de verslavende werking ervan) te kunnen aanpakken . Daarnaast geeft zij een eerste idee waar in de hersenen je twee receptoren tegelijk kunt activeren om voeding en lichaamsbeweging te beïnvloeden. Dat biedt een nieuw doelwit voor toekomstige studies naar geneesmiddelen.
Plaats en tijd: Agnietenkapel (UvA), 14 uur
Link naar proefschrift

Promotie
Woensdag 9 oktober
Mohammad Abdelghani: Transkatheter-behandeling van hartziekten: resultaten tot nu toe
Het succes van een behandeling met een transkatheter wordt grotendeels bepaald door de betrokkenheid van een multidisciplinair team voor, tijdens en na de ingreep. Transkatheter-therapieën zijn minimaal invasieve technieken die een chirurg kan gebruiken om het hart en de aders eromheen te repareren of behandelen.
Abdelghani onderzocht transkatheter-behandelingen bij structurele hartziekten (aandoeningen waarbij de hartspier is aangetast). Dit soort behandelingen is relatief nieuw en heeft een hele ontwikkeling doorgemaakt; de promovendus ging na hoe deze behandelingen verder verfijnd kunnen worden.
Hij zette de resultaten op een rij van de TAVI (transcatheter aortic valve implantation). Tijdens deze procedure wordt de aortaklep bij het hart vervangen via een katheter in de lies. Dat gebeurt bij patiënten voor wie openhartchirurgie te riskant is vanwege hun gezondheid. Zowel op de korte als lange termijn waren de uitkomsten goed. Maar het komt nog regelmatig voor dat de kwaliteit van leven van de patiënt aangetast is na een technisch goed uitgevoerde TAVI.
Om via een katheter het functioneren van een hartklep te kunnen vaststellen, zijn meerdere beeldvormende technieken nodig, stelt Abdelghani. Hij schetst een nieuwe fase in het wetenschappelijk onderzoek naar transkatheter-procedures: het begrijpen van de interactie tussen de gebruikte hulpmiddelen en het lichaam van de patiënt. Dat vergt een goed begrip van de anatomie van een prothese (hartklep) en van de fysieke, mechanische en biologische eigenschappen. Ook van belang is een daarop afgestemde toepassing van meerdere beeldvormingstechnieken. Tot slot schetst de promovendus een nieuwe, nog experimentele, technologie die de ongewenste reactie van het lichaam op de transkatheter-behandeling minimaliseert.
Minimaal-invasieve interventies bij structurele hartziekten zullen steeds normaler worden, schetst Abdelghani. Nu zijn ze nog bedoeld als laatste mogelijkheid voor patiënten die geen hartchirurgie aankunnen, maar ook voor anderen zijn ze een prima optie omdat de ingreep minder belastend is dan een zware operatie. Om dit veilig en effectief te kunnen doen, zullen ziekenhuizen multidisciplinaire teams en een combinatie van meerdere beeldvormende technieken gaan invoeren.
Plaats en tijd: Agnietenkapel (UvA), 10 uur
Link naar proefschrift

Promotie
Woensdag 9 oktober
Aggrey Dhabangi: Bloedtransfusies in Afrika
In Afrika ten zuiden van de Sahara redden bloedtransfusies heel wat levens. Arts-onderzoeker Aggrey Dhabangi – verbonden aan de afdeling Global Child Health en werkzaam in Uganda – richtte zich op manieren om ze veiliger te maken. Extra bloed wordt vooral toegediend bij aandoeningen als kindermalaria en sikkelcelziekte en bij bloedingen tijdens een bevalling.
De opslagduur van bloed heeft geen invloed op de werkzaamheid ervan, constateert Dhabangi. Ook blijkt dat sikkelcelonderzoek en malariapreventie terugkerende, ernstige bloedarmoede kunnen verminderen.
Plaats en tijd: Agnietenkapel (UvA), 12 uur
Link naar proefschrift

Promotie
Woensdag 9 oktober
Mariëlle van Aalst: Vaccinatie toch zinvol voor mensen met haperende afweer
Voor mensen met een niet goed werkend immuunsysteem (door een ziekte of bepaalde medicijnen) is het ook belangrijk dat ze zich laten vaccineren tegen pneumokokken, die onder meer hersenvliesontsteking en bloedvergiftiging veroorzaken. Hoewel een inenting een minder goede afweerreactie bij hen uitlokt tegen de bacteriën, wat een minder goede bescherming biedt, heeft een groot deel er toch baat bij.
Wel is meer onderzoek nodig naar de effectiviteit van de verschillende vaccinatieschema’s bij mensen met een niet goed werkende afweer, en naar de mate waarin een vaccin de aanmaak van antistoffen opwekt. Het is belangrijk, stelt Van Aalst, om hierbij dezelfde definitie te gebruiken voor seroconversie (de ontwikkeling van antistoffen in het bloed bij iemand die deze antistoffen voorheen niet had).
Reizigers die een niet goed werkende afweer hebben, krijgen een specifiek reisadvies. Voor artsen is het belangrijk hiermee rekening te houden, zegt de promovenda. Zij moeten het reisadvies op een begrijpelijke manier doorgeven aan de patiënt.
Het goede nieuws is dat vaccins wel degelijk mensen met een niet goed werkend immuunsysteem kunnen beschermen tegen bepaalde infecties. Zij hebben daardoor minder risico op complicaties van hun aandoening en dat geeft hen uiteindelijk meer vrijheid, bijvoorbeeld om naar een ver land te reizen.
Plaats en tijd: Agnietenkapel (UvA), 14 uur
Link naar proefschrift

Promotie
Donderdag 10 oktober
Hanneke van Eden: Betere selectie van patiënten met dikkedarmkanker en uitzaaiingen naar het buikvlies
Met behulp van nieuwe beeldvormende technieken, zoals Diffusion Weighted (DWI) MRI, en moleculaire diagnostiek kan beter worden ingeschat of patiënten met dikkedarmkanker die is uitgezaaid naar het buikvlies, in aanmerking komen voor een CRS- en een HIPEC-behandeling. CRS staat voor cytoreductieve chirurgie, en betekent dat de chirurg alle zichtbare tumorcellen gaat verwijderen. HIPEC is een procedure waarbij de buik wordt geopend, zichtbare tumoren weggehaald worden, en de buikholte gespoeld wordt met verwarmde chemotherapie. Het idee is dat eventueel achtergebleven uitzaaiingen door de chemo alsnog aangepakt worden. Maar niet iedere patiënt heeft baat bij deze aanpak. Daarom is een goede selectie vooraf belangrijk zodat een patiënt niet onnodig een zware operatie ondergaat. Vooral DWI-MRI is daarbij veelbelovend.
Van Eden richtte zich ook op de diagnose, behandeling en follow-up van patiënten met pseudomyxoma peritonei. PMP is een zeer zeldzame vorm van buikvlieskanker. Deze ziekte komt jaarlijks voor bij ongeveer 2 op de miljoen Nederlanders. Een pseudomyxoom is een tumor die voornamelijk uit slijm bestaat. Peritoneï is afgeleid van het woord 'peritoneum', wat buikvlies betekent.
Patiënten met PMP worden ook behandeld met CRS-HIPEC, waarbij er goede overleving is op de lange termijn. Onder andere fors verhoogde tumormarkers zijn bij deze patiënten geassocieerd met een slechtere overleving.
Plaats en tijd: Agnietenkapel (UvA), 12 uur
Link naar proefschrift

Promotie
11 oktober
Elsbeth Littooij (locatie VUmc): Zingeving na een beroerte of dwarslaesi

Mensen die te maken krijgen met beroerte of een dwarslaesie weten dat je leven totaal veranderd. Bij zo’n alles-overhoopgooiende situatie komt de vraag over 'zin' naar boven. Wat is de zin van dit alles? Heb ik er zo nog wel zin in? Wat geeft eigenlijk (nog) zin aan mijn leven? Promovenda Elsbeth Littooij deed onderzoek en sprak ervaringsdeskundigen.
Elsbeth Littooij onderzocht het zogeheten 'zingevingskader' na een beroerte of een dwarslaesie. Zij sprak mensen over hun nieuwe situatie en vroeg hen wat er allemaal verandert, hoe ze ermee omgaan en hoe ze het volhouden. Veel ondervraagden zeggen dat eigenlijk alles anders is. Tegelijkertijd is volgens hen het meest fundamentele hetzelfde gebleven. Ze zijn nog steeds zichzelf, alleen nu met een rolstoel.
Bij de vraag ‘hoe houd je het vol?’ stonden de volgende vijf dingen centraal: goed contact met familie en vrienden; kernwaarden als 'de mogelijkheid om weer iets te kunnen bijdragen aan de maatschappij'; het idee dat je in het leven uitdagingen krijgt waarvan je mag/moet leren; omdat ze bijvoorbeeld nu eenmaal een vechter zijn; vanwege regelmatig mediteren, bidden, of zichzelf voorhouden dat ze vooruit moeten kijken en dat het vanaf hier alleen maar beter kan worden.
In de wetenschappelijke termen bevat het zingevingskader vijf aspecten: relaties, kernwaarden, wereldbeeld, identiteit en innerlijke houding. Voor de ondervraagden was het belangrijk dat hulpverleners oog hebben voor en hun zorg aansluiten bij deze aspecten.
Plaats en tijd: Aula VU, 9.45 uur

Dinsdag 11 oktober
Promotie (locatie VUmc)
Kirsten van Gink: Non-Violent Resistance werkt bij medewerkers in (gesloten) kinder- en jeugdpsychiatrie

Kirsten van Gink onderzocht of minder agressie in kinder- en jeugdpsychiatrie-instellingen mogelijk is door Non-Violent Resistance (NVR) in te zetten. Nieuw aan deze methode om agressie in de instellingen te verminderen, is dat het zich richt op het veranderen van het gedrag van de medewerkers in plaats van het gedrag van de jeugdigen. Uit het onderzoek blijkt dat de medewerkers beter konden omgaan met agressie, zij beleefden meer werkplezier en zonderden jongeren minder vaak af.
Van Gink zegt dat NVR medewerkers handvatten biedt om een impasse met jeugdigen te doorbreken. “Wel is het nodig, wil je NVR goed inzetten, dat iedereen in de instelling bereidt is zich in te zetten. Alle medewerkers betrokken bij de zorg van de jeugdigen moeten de training doen. Aandachtspunt hierbij is het vaak hoge personeelsverloop. Maar als de instelling hierop let, kan NVR een zeer waardevolle toevoeging zijn aan de al bestaande methodieken,” aldus Van Gink. Van Gink deed onderzoek, nam interviews af, zette regelmatig vragenlijsten in bij zowel medewerkers als jeugdigen om te kijken of deze methodiek bruikbaar is in de praktijk.
In de (gesloten) jeugdzorg en kinder- en jeugdpsychiatrie worden jeugdigen met de meest complexe problematiek voor kortere of langer tijd opgenomen. In sommige gevallen is de problematiek zo ingewikkeld dat medewerkers, ouders en jeugdigen in een impasse raken. Een impasse waarin machtsstrijd kan leiden tot agressie. Soms is dit gedrag zo heftig dat medewerkers geen andere oplossing zien dan de jeugdige af te zonderen in een daarvoor bestemde kale ruimte. Dit is voor jeugdigen een zeer onwenselijke situatie en medewerkers voelen zich door dit soort situaties vaak in toenemende mate machteloos wat zelfs kan leiden tot burn-out klachten en uitval.
Plaats en tijd: VU Aula, 11.45 uur

Promotie
Vrijdag 11 oktober
Joan van der Lubbe: Naar een universeel griepvaccin
Een nieuw type griepvaccin blijkt een afweerreactie op te roepen die een brede bescherming kan bieden tegen verschillende influenzavirussen. Dat blijkt uit onderzoek van Joan van der Lubbe bij diverse diermodellen. Hoe mensen daadwerkelijk op zo’n universeel vaccin gaan reageren, zal getest moeten worden in klinische onderzoeken.
Griep, veroorzaakt door het influenzavirus, is wereldwijd een groot probleem voor de volksgezondheid. Jaarlijks overlijden naar schatting 300.000 mensen als gevolg van deze ziekte. Ook leidt de griep tot veel verlies van arbeidsproductiviteit. Vaccinatie tegen influenza blijft tot op heden het meest probate en kost-effectieve middel tegen griep. Maar het influenzavirus verandert veel van uiterlijk waardoor eerder opgewekte afweercellen het virus niet meer herkennen en de bescherming verloren gaat. Daarom wordt gezocht naar een nieuw, breder beschermend vaccin.
Van der Lubbe heeft onderzoek gedaan naar een nieuw type griepvaccin dat alleen de stam van het HA-eiwit bevat (een zogenaamde mini-HA). HA staat voor hemagglutinine, een eiwit aan de oppervlakte van het influenzavirus dat delen van zijn uiterlijk aanpast (muteert) en waarvan stukjes in de huidige griepprik worden gestopt.
Het brede vaccin is zoals gebruikelijk getest in verschillende diersoorten, zoals muizen, fretten en makaken die voor die tijd nog nooit aan griep zijn blootgesteld. Maar dat is geen realistisch model omdat bij mensen vrijwel iedereen vanaf zes jaar al eens de griep heeft gehad en het immuunsysteem dat onthoudt. Omdat de afweerreactie op een vaccin sterk beïnvloed kan worden door eerdere griepbesmettingen, is het belangrijk om te onderzoeken of nieuwe, breed beschermende vaccins ook breed beschermende antilichamen kunnen opwekken in aanwezigheid van een immuunsysteem dat eerdere griepbesmettingen in zijn geheugen heeft zitten. Daarom werkte Van der Lubbe met fretten en makaken die al eerder blootgesteld waren aan influenza.
Uit haar onderzoek blijkt dat de groep 1 mini-HA een breed beschermende immuunrespons opwekt. Deze afweerreactie, gericht op de HA stam-regio, is bij dieren veel beter dan de afweerreactie die een vaccin met een geheel HA-eiwit oproept. Of dat bij de mens ook zo is, zal uit klinisch onderzoek moeten blijken. Want de complexiteit van voorgaande blootstellingen aan influenzavirussen in mensen, kan niet geheel nagebootst worden bij dieren.
Plaats en tijd: Agnietenkapel (UvA), 13 uur
Link naar proefschrift

Oratie
11 oktober
Prabath Nanayakkara (locatie VUmc): Hoping to Find

“De gezondheidszorg is nergens zo goed als in Nederland, maar toch zijn er behoorlijke knelpunten zichtbaar”, zegt Prabath Nanayakkara, hoogleraar Acute Geneeskunde Amsterdam UMC. Hij pleit in zijn oratie onder meer voor meer ondersteuning van huisartsen en beter regionale samenwerking. “We moeten huisartsen koesteren, ze moeten de middelen krijgen om hun werk goed te doen. De knelpunten zitten in de doorstroming van vooral oudere patiënten die op de spoedeisende hulp terechtkomen en vanwege hun gezondheid niet meteen of niet meer naar huis kunnen. Er is een gebrek aan opvang in de regio. De oplossing zit volgens Nanayakkara niet in een pot met geld. “De zorg moet anders georganiseerd worden, we moeten meer en beter samenwerken met bijvoorbeeld ziekenhuizen, wijkklinieken en verpleeghuizen in de regio.”
Het vinden van een geschikte plek in de buurt van familie van de patiënt is een steeds ingewikkelder klus geworden. Nanayakkara vindt dat de zorg in de afgelopen decennia is geïndustrialiseerd, en die industrialisatie is volgens hem volledig doorgeschoten. “Dat komt onder meer door de invloed van verzekeraars, die praten over kwaliteit en patiënten maar denken in geld. Elke handeling wordt ingedeeld in minuten. De patiënt staat vaak niet centraal. Patiënten, en zijn of haar familie, willen gehoord worden. En wij zouden naar hun verhaal moeten willen luisteren. Omdat kwaliteit ook over luisteren gaat. Daar is helaas te weinig tijd voor.”
Plaats en tijd: Aula VU, 15.45 uur