Hoe kan het dat een van oudsher gereformeerd ziekenhuis een internationale voortrekkersrol speelt in de ontwikkeling van transgenderzorg? Het boek 'Een halve eeuw transgenderzorg aan de VU' van historicus Alex Bakker beschrijft dit. In augustus verscheen de Engelstalige editie: ‘The Dutch Approach’.

Van stiekeme operaties in privéklinieken in de jaren 50 tot geprotocolleerde behandelingen gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek: de transgenderzorg heeft de afgelopen decennia een enorme vlucht genomen. Het genderteam van destijds VUmc was daarin een vliegwiel. Transgenderpersonen uit de hele wereld hadden baat bij de resultaten van Amsterdams onderzoek naar veilig hormoongebruik, effectieve behandelingen, chirurgische innovaties en puberteitsremmers.
In zijn boek onthult historicus en auteur Alex Bakker de drijvende krachten achter deze ontwikkeling: een mix van moed, bevlogenheid, betrokkenheid, naastenliefde en nieuwsgierigheid. Hij citeert daarbij Freek Bouman (1926-2010), die in de jaren 80 plastisch chirurg was bij het genderteam: "Voor mij is het een bewijs van christelijke naastenliefde."

Jaren '50: geestesstoornis

Een van de pioniers is de Amsterdamse arts en wetenschapper Otto de Vaal (1916-1993). Nadat de eerste 'openlijke' behandeling van een transman in Arnhem in 1959 een storm van protesten had opgeroepen, nam hij publiekelijk stelling tegen het heersende idee dat transseksualiteit een geestesstoornis of waan zou zijn. Hij vestigde de aandacht op het geestelijk lijden en maatschappelijk isolement van transgenderpersonen. Na verloop van tijd kreeg hij plastisch chirurg Philip Lamaker aan zijn zijde. Samen met enkele anderen richtten ze de Genderstichting op, die vanaf 1972 opkwam voor de belangen van transgenderpersonen.
In de eerste jaren was de behandeling beperkt tot het verstrekken van hormonen; chirurgische ingrepen waren aanvankelijk van overheidswege nog in de ban. Het pionierswerk van De Vaal, Lamaker en anderen zorgde voor een kentering. Overigens waren De Vaal en Lamaker niet verbonden aan VUmc.

Evidence based

Vanaf de tweede helft van de jaren 70 formaliseerde de zorg; op basis van de opgedane ervaring en steeds meer wetenschappelijk onderzoek kwamen er richtlijnen en protocollen. De weg naar 'evidence based' genderzorg en behandeling was hiermee voorgoed ingezet. "Ik wilde bij patiënten vooraf en tijdens het proces meten en testen. Geslachtshormonen zijn geen vitaminepilletjes, ze hebben een behoorlijke kracht en daarmee moet je zorgvuldig omspringen", vertelt endocrinoloog Louis Gooren, wereldwijd de eerste en enige hoogleraar Transseksuologie. Ondertussen groeide het aantal patiënten sneller dan het zorgaanbod; dat is tot op de dag van vandaag nog steeds zo.

Maatschappelijke erkenning

Hadden transgenderpersonen in de jaren 50 en 60 nog een marginale positie, in de jaren 80 en 90 groeide de maatschappelijke erkenning. Toch werd tegelijkertijd het gebrek aan sociale acceptatie als het grootste probleem gezien van transgenderpersonen: uit de kast komen leidde regelmatig tot grote persoonlijke drama's.
In die periode verwierf het genderteam - steeds gesteund door de ziekenhuisdirectie en de Medisch Ethische Commissie - een internationale voorbeeldfunctie in de benadering en behandeling van transgenderpersonen. Vanuit de hele wereld kwamen medici op bezoek en leden van het genderteam reisden zelf ook de wereld rond om hun kennis te delen en hun visie uit te dragen.

The Dutch Approach

In de jaren 90 ontstond steeds meer aandacht voor kinderen en adolescenten. Psycholoog Peggy Cohen-Kettenis pionierde in de behandeling van jonge transgenderpersonen. Ze geloofde sterk in vroegtijdige hulp aan jonge transgenders door gevoelens bespreekbaar te maken. "Een belangrijke stap die ik initieerde, was het verlagen van de beginleeftijd voor cross-sex hormonen naar zestien jaar", vertelt ze in het boek. Zorgvuldig en stap voor stap de zorg evaluerend ontwikkelde ze samen met kinderarts-endocrinoloog Henriette Delemarre-van de Waal  (1952-2014) een therapie met puberteitsremmers: "Je zag die kinderen enorm opknappen. De gevreesde val van de puberteit bleef hun bespaard en ze konden al voorsorteren naar een leven dat bij hen paste." Deze benadering is bekend geworden als The Dutch Approach en vindt wereldwijd navolging.
De moed van deze en alle andere pioniers om tegen gangbare opvattingen in te experimenteren, heeft in ruim 50 jaar tijd veel veranderd in het denken over en behandelen van transgenderpersonen. Het veranderende vocabulaire vormt daarvan een mooie illustratie. Transseksueel werd transgender. Transgender werd trans man/trans vrouw (met of zonder spatie), non-binair, genderfluïde of genderdivers, een term die het hele spectrum tussen mannelijk en vrouwelijk omvat.
Zoals historicus Alex Bakker zelf zegt in een interview in december 2020: ”Of de emancipatie nu volledig is, weet ik niet. Dat moet je de huidige patiënten vragen. Mijn transitie ligt ruim twintig jaar achter mij en ik loop persoonlijk niet meer tegen belemmeringen aan. Tegenwoordig zijn er meer opties dan vroeger."

Internationale rol Kenniscentrum

Al jarenlang speelt het Kennis- en Zorgcentrum voor Genderdysforie (KZcG) van Amsterdam UMC een prominente rol in de zorg voor transpersonen en het wetenschappelijk onderzoek. KZcG staat voor zorg op maat.
Chris Polman, voorzitter raad van bestuur Amsterdam UMC: “We zijn trots op de kennis en kunde van KZcG. Ze leveren topwerk met hun wetenschappelijk onderzoek en evidence based inrichting van de zorg. De professionals delen op internationale symposia en congressen hun unieke kennis en dragen zo wereldwijd bij aan de ontwikkeling van het vakgebied. Het KZcG volgt met zorg de behoudende discussie over transgenderzorg die op dit moment in sommige Europese landen wordt gevoerd. Het begrijpt de beroering die dat in de Nederlandse LBTHI-gemeenschap geeft. Ook zien de KZcG-professionals dat in Nederland het debat over de inrichting van transgenderzorg intensief is. De wisselwerking tussen behandelaar en patiënten heeft de afgelopen jaren belangrijke veranderingen gebracht in de zorg voor transgenderpersonen. KZcG wil graag vanuit haar ervaring en expertise een bijdrage aan deze discussie leveren.”

Tekst: Marleen Kamminga/ Jan Spee