“De botziekten waar wij in zijn gespecialiseerd, zijn weliswaar zeldzaam maar vaak ernstig. We willen patiënten met deze aandoeningen een zo goed mogelijke toekomst bieden”, zegt internist-endocrinoloog Marelise Eekhoff van Amsterdam UMC. Zij was in 2016 een van de initiatiefnemers van het Amsterdam Bone Center (ABC), waarin onderzoek en patiëntenzorg samenkomen. Het ABC ontstond vanuit de werkvloer: steeds meer teams van artsen, laboranten en onderzoekers die op een of andere manier met bot werken, werden door Eekhoff bij elkaar gebracht en bundelden hun krachten.
Eén van de eerste initiatieven hiervoor was op het gebied van zeldzame botaandoeningen. Eekhoff: “Ik kwam er al snel achter dat de extreme complexiteit van deze ziektes een brede samenwerking vereist tussen artsen en onderzoekers met een soms totaal verschillend aandachtsgebied.”
Vanuit het buitenland
Twee voorbeelden van botziektes die in het Bone Center worden behandeld, zijn OI (Osteogenesis Imperfecta), waarbij de botten bij het minste of geringste kunnen breken, en FOP (Fibrodysplasia Ossificans Progressiva). FOP is een zeldzame, aangeboren en erfelijke bindweefselaandoening, waarbij bind- en spierweefsel wordt omgezet in bot. Patiënten met FOP komen zelfs vanuit het buitenland voor een consult. “Je kunt je voorstellen dat dit soort botaandoeningen voor grote moeilijkheden zorgt in het dagelijks leven van patiënten. Zij ervaren bijvoorbeeld veel zwellingen die zeer pijnlijk kunnen zijn.”
Biopten
Eekhoff houdt zich bezig met hormonen en de organen waar deze hormonen worden aangemaakt, zoals de hypofyse, de (bij)schildklier, bijnieren en alvleesklier. Wat dat met botziektes te maken heeft? Veel botziektes hebben een hormonale oorzaak. Maar met haar expertise alleen kwam ze er niet toen ze een patiëntje met FOP op haar spreekuur kreeg. “Ik wilde een antwoord vinden op de vraag: zou het mogelijk zijn om bij FOP te voorspellen of en wanneer bepaalde spieren bot gaan worden? Er was nog zo weinig van het ziektebeloop bekend, er was zelfs geen enkele marker bekend om het beloop te kunnen volgen, laat staan voorspellen.”
Om dit soort informatie te achterhalen, zijn trials (klinisch wetenschappelijk onderzoek) essentieel. Maar om studies te kunnen doen, heb je een biopt nodig van patiënten met FOP. Alleen door het weefsel dat in bot kan veranderen te onderzoeken, kom je meer over de ziekte te weten. “Zo’n biopt is echter risicovol omdat bij FOP de geringste aantasting van het lichaam kan zorgen voor een opleving van de ziekte. Een dilemma dus, want opleving van de ziekte betekent pijn en meer –vrijwel altijd blijvende – schade bij de patiënt. Dat wil je als arts koste wat kost voorkomen.”
Vanwege het grote risico van een biopt hebben Eekhoff en collega’s een alternatief onderzoeksmodel bedacht waarbij ze met een minimale huidbiopsie de botontwikkeling in het laboratorium konden nabootsen. Dat vereiste samenwerking tussen een aantal uiteenlopende specialismen. “Het nabootsen van de botontwikkeling gebeurde bij ons onderzoekslab Genetica (Dimitra Micha en Gerard Pals) in samenwerking met het botbioptenlab (Nathalie Bravenboer). Dermatoloog Thomas Rustemeyer ontwikkelde dankzij die inzet een veilig protocol zodat we de mutatie en het effect ervan op de botvorming beter konden onderzoeken.”
Risico chirurgie beperken
Er zijn geen medicijnen voor FOP, al lopen er inmiddels internationale trials om hierin verandering te brengen. Amsterdam UMC is een van de locaties hiervoor. Patiënten uit allerlei landen, waaronder Bosnië, Turkije en Rusland, komen naar Nederland om deel te nemen aan onderzoek.
Zolang er echter geen geneesmiddelen voorhanden zijn, is opereren de enige mogelijkheid, vertelt Eekhoff. Maar dat is niet zo eenvoudig. Vormt het nemen van een biopt al een risico, een chirurgische ingreep zorgt geheid voor opvlamming van de ziekte en toename van verbotting van spieren en pezen. Het vergt enorme creativiteit van alle betrokken specialisten.
“In 2020 is Amsterdam UMC, naast een ziekenhuis in de VS en eentje in Zuid-Afrika, een internationaal anesthesiologie- en chirurgiecentrum voor FOP geworden. We wilden een strategie ontwikkelen voor chirurgie bij FOP omdat er in noodsituaties geen alternatief is. Een paar jaar geleden heeft plastisch chirurg Jan Maerten Smit, samen met een speciaal team van anesthesiologen, FOP- en revalidatiedeskundigen, een levensreddende operatie uitgevoerd bij een FOP-patiënt in Amsterdam UMC. Die bijzondere ingreep slaagde en kreeg internationaal bekendheid bij medisch specialisten op dit gebied.”
Volgens Eekhoff is er nog veel te onderzoeken en te leren om uiteindelijk ziektebeelden als FOP en OI beter te begrijpen. Dat kan vervolgens bijdragen aan een betere behandeling en preventie van complicaties. Medisch specialisten zijn niet altijd gewend om over de grenzen van hun eigen vakgebied heen te kijken. “Maar als je ze vraagt, is iedereen zo behulpzaam en enthousiast. Bovendien zijn deze ziektes medisch gezien interessant. Een cel die zich in totaal iets anders verandert, hoe komt dat? Welke processen liggen hieraan ten grondslag? Allemaal vragen waarover specialisten zich graag buigen.”
Eerste marker
“Uiteindelijk wil ik samen met het FOP-team het ziekteproces zodanig beïnvloeden dat de ziekte een halt kan worden toegeroepen en zelfs ten goede gekeerd kan worden.” Een eerste stapje in die richting is nu gezet. Eekhoff vertelt hoe samen met het Imaging Center een methode is ontwikkeld waarmee je kunt zien of er naast een acute opvlamming ook een chronische activiteit van de FOP-ziekte ontstaat. Hiermee heeft Amsterdam UMC de eerste en vooralsnog enige marker voor FOP ontwikkeld, die nu ook in klinisch onderzoek gebruikt wordt.
“Vaak wordt FOP pas laat ontdekt, dat komt omdat de ziekte zo zeldzaam is. Maar het belang van een vroege diagnose is groot. Ook voor andere ziektebeelden, die op FOP lijken, is de multidisciplinaire kennis die we bij het ABC hebben opgedaan belangrijk. Kennis zorgt voor begrip en uiteindelijk, met vallen en opstaan, voor een betere behandeling.”
Dit artikel verscheen begin juni in ons populairwetenschappelijke tijdschrift Janus
Tekst: Nicole de Haan/Irene van Elzakker
Foto bovenaan: Shutterstock