De WHO schatte in 2019 dat één op de acht mensen lijdt aan geestelijke gezondheidsproblemen. De verwachting is dat dit de komende jaren alleen maar zal toenemen. Karien Stronks, hoogleraar Sociale Geneeskunde van Amsterdam UMC, doet onderzoek naar geestelijke gezondheidsproblemen bij verschillende etnische groepen in Amsterdam. De gegevens zijn afkomstig uit de HELIUS-studie, een gezondheidsonderzoek binnen zes etnische groepen in de hoofdstad – zo’n 25 duizend Amsterdammers doen eraan mee.Dit onderzoek bevestigt dat immigranten uit lage- en middeninkomenslanden, die zich gevestigd hebben in hoge-inkomenslanden, een hoger risico lopen op depressie dan de oorspronkelijke bewoners
Migratieachtergrond en depressie
In Nederland zijn de verschillen tussen immigranten en mensen van Nederlandse afkomst groot als het aankomt op geestelijke gezondheidsproblemen. Mensen met een migratieachtergrond hebben namelijk 2 keer zo veel kans op een depressie, zo blijkt uit het onderzoek van Stronks. Onder degenen met een Turkse immigratieachtergrond had 24,5% last van een depressieve stemmingen, terwijl dit bij de Nederlandse bevolking slechts 7% was. Deze uitkomsten gelden ook voor kinderen van immigranten. Zij hebben twee keer zo vaak last van depressieve stemmingen in vergelijking met kinderen met een Nederlandse afkomst. Stronks legt uit welke twee oorzaken dit kan hebben: “Veel immigranten hebben last van een ongunstige sociaaleconomische positie, daarbovenop komt de discriminatie die veel immigranten ervaren.”
Beter begrijpen
Om de relatie tussen etnische achtergrond en geestelijke gezondheid beter te begrijpen, onderzoekt Amsterdam UMC momenteel de ingewikkelde interacties tussen eigenschappen van individuen en maatschappelijke factoren die invloed hebben op geestelijke gezondheid. Voorbeelden hiervan zijn iemands positie op de sociale ladder of ervaren discriminatie. Stronks denkt dat dit onderzoek “duidelijker zal maken waarom sommige mensen in bepaalde omstandigheden een depressie ontwikkelen en anderen niet.”
Micro-organismen en depressie
Amsterdam UMC onderzocht ook de rol van het zogeheten microbioom bij depressie. Op en in het menselijk lichaam leven micro-organismen zoals bacteriën, virussen en gisten. Al die micro-organismen samen worden het microbioom genoemd.Het onderzoek laat duidelijk zien hoe de samenstelling van het microbioom samenhangt met depressie. Een minder divers microbioom, of een microbioom waarin bepaalde bacteriesoorten ondervertegenwoordigd zijn, wordt in verband gebracht met depressies of depressieve klachten.
Mogelijkheden voor preventie
“Nu we weten welke verstoringen in het microbioom gerelateerd zijn aan depressie, legt dit de weg open naar nieuwe behandelingen en nieuwe mogelijkheden voor preventie. Wat dringend nodig is,” aldus Anja Lok, hoofdonderzoeker en psychiater bij Amsterdam UMC. Lok onderzoekt of het gebruik van pro- en prebiotica kan helpen om de samenstelling van het microbioom te te veranderen, en uiteindelijke depressies kunnen voorkomen.
European Public Health Week
Beeld: Shutterstock