Maandag 13 januari 2020
Promotie, VU
Aula, 11.45 uur
Vera van den Berg: Verbetert bewegen cognitieve prestaties bij kinderen?
Het is algemeen bekend: bewegen is goed voor de fysieke en mentale gezondheid. De afgelopen jaren zijn onder meer onderzoekers op zoek naar een antwoord op de vraag of bewegen ook de cognitieve prestaties van kinderen kan verbeteren. Kunnen beweegmomenten in de klas er bijvoorbeeld voor zorgen dat kinderen zich beter kunnen concentreren? En hoe lang of wat voor soort beweging is daar voor nodig? In haar promotieonderzoek heeft Vera van den Berg hier onderzoek naar gedaan. Met verschillende experimenten keek ze of kinderen in groep 7 en 8 van de basisschool direct na het uitvoeren van een ‘beweegbreak’ beter presteerden op cognitieve testen. Ook onderzocht ze het effect van 9 weken lang een dagelijkse ‘beweegbreak’ in de klas op de cognitieve prestaties. Directie, leerkrachten en leerlingen werden gevraagd wat ze vinden van extra bewegen op school én hoe haalbare en leuke beweegprogramma’s er volgens hen uit moeten zien. Van den Berg concludeert dat de ‘beweegbreaks’ uit haar onderzoek de cognitieve prestaties van kinderen niet verbeteren, maar ook niet verslechteren. Scholen zouden dus extra tijd kunnen besteden aan bewegen zonder dat dit ten koste gaat van de cognitieve prestaties van leerlingen. Personeel en leerlingen ervaren zelf diverse voordelen van bewegen op school, zoals verbeterde aandacht, stemming en schoolmotivatie in de klas. Volgens Van den Berg is vervolgonderzoek nodig om erachter te komen of bewegen de cognitieve prestaties kan verbeteren, en zo ja in welke vorm.
Link naar proefschrift
Woensdag 15 januari 2020
Promotie,
Aula VU, 9.45 u
Madhurima Chatterjee: Meer zicht op afbraak zenuwcellen
Madhurima Chatterjee deed onderzoek naar de degeneratie van zenuwcellen. Dit is een veelvoorkomend verschijnsel bij verschillende neurodegeneratieve aandoeningen als de ziekte van Alzheimer (AD), de ziekte van Parkinson (PD) en multiple sclerose (MS). Biomarkers in het hersenvocht kunnen mogelijk de afbraak van zenuwcellen in de hersenen nauwkeurig aantonen en zo bijdragen aan het verbeteren van de diagnostische nauwkeurigheid. Ook kunnen deze biomarkers de ziekteprogressie volgen en behandelingseffecten van therapieën monitoren. Chatterjee onderzocht hiervoor twee bekende leden van de eiwit-familie ‘contactine’. Ze toont aan dat er overlappende pathologische kenmerken kunnen zijn in AD, PD en MS. Chatterjee heeft testen ontwikkeld en geoptimaliseerd om de concentraties van contactine in hersenvocht te meten. Experimenteel bewijs uit haar studies toont aan dat contactine-1 en -2 meestal lager zijn in het hersenvocht van patiënten met AD, PD en MS. In AD-hersenen was de kleuring van contactinen verminderd in gebieden waar amyloïde plaques aanwezig waren. In PD-hersenen werden contactinen gevonden in Lewy-lichaampjes en Lewy-neurieten. Deze intrigerende resultaten geven aan dat hoewel de hersenvocht concentraties van contactinen over het algemeen verlaagd zijn in AD, PD en MS, de contactinen wel verschillende pathologische relaties hebben met eiwitten zoals amyloïde beta, tau en alfa-synucleïne. Contactinen in hersenvocht zijn daarom veelbelovende kandidaat-biomarkers voor verscheidene neurodegeneratieve aandoeningen.
Woensdag 15 januari 2020
Promotie,
Aula (UvA) 13.00 u
Sophie Berends: Betere dosering medicatie voor ontstekingsziekten darm
De dosering van een veelgebruikt medicijn bij de darmziekten Colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn kan verbeteren door bij de patiënt bepaalde factoren in het bloed vast te stellen. Berends heeft het onderzoek om die factoren vast te stellen zo gemaakt dat de patiënt dit kan doen met een vingerprik thuis. Dit laatste is van groot voordeel want dan stuurt de patiënt het bloedmonster op naar het ziekenhuis en de uitslag is dan bekend op het volgende bezoek aan het ziekenhuis. Ook is de patiënt verlost van het prikken in de arm. In 1998 verbeterde de komst van een nieuw medicijn (anti TNF-medicatie) de behandeling van patiënten met de ontstekingsziekten in de darm (Colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn) aanzienlijk. Hoewel de effectiviteit van deze medicatie inmiddels uitgebreid is aangetoond, reageert tot 30 procent van de patiënten niet op deze medicatie (primaire non-respons). Van de patiënten die in het begin wel reageren op de behandeling, verliest de helft uiteindelijk alsnog respons (secondaire non-respons). Centraal in haar proefschrift staat hoe artsen de dosering van anti-TNF geneesmiddelen het beste kunnen afstemmen op de individuele patiënt om zo non-respons te voorkomen. Het onderzoek draagt bij aan het beter behandelen van de individuele patiënt met een ontstekingsziekte van de darm, omdat dezelfde standaarddosering niet voor elke patiënt effectief is.
Link naar proefschrift
Woensdag 15 januari 2020
Promotie,
Agnietenkapel (UvA) 14.00 u
Carlos Collet Bortone: Met CT complexe hartziekte beoordelen
Bij een CT-scan worden met röntgenstralen afbeeldingen gemaakt van dwarsdoorsneden van een deel van het lichaam. De CT-technologie is de afgelopen decennia enorm verbeterd. Met coronaire CT-angiografie kunnen artsen het hart onderzoeken en vernauwingen in kransslagaders opsporen. De prestaties van coronaire CT-angiografie zijn tegenwoordig zo goed dat de techniek ook gebruikt kan worden bij complexere patiënten. Collet Bortone schrijft in zijn proefschrift over de mogelijkheden van coronaire CT-angiografie voor patiënten met een coronaire hartziekte (CAD). Hij concludeert dat artsen met coronaire CT-angiografie de aanwezigheid, uitbreiding, ernst en fysiologische effecten van CAD nauwkeurig kunnen beoordelen.
Link naar proefschrift
Donderdag 16 januari 2020
Promotie,
Agnietenkapel (UvA) 10.00 u
Lotje Klaver: Buik spoelen met warme chemo heeft geen meerwaarde
Een aanvullende HIPEC-behandeling voor patiënten met vergevorderde stadium (T4) van dikke darmkanker heeft geen voordelig effect. De resultaten uit eerdere studies leken erop te wijzen dat deze behandeling een veelbelovende strategie was om de overlevingskansen van patiënten te verbeteren. De behandeling werd al toegepast in sommige centra in de wereld. Uit onderzoek van Klaver blijkt nu dat HIPEC geen meerwaarde heeft. Het zou dus niet langer buiten studieverband moeten worden uitgevoerd, schrijft de promovenda. Bij een HIPEC-behandeling spoelt een arts de buik van een patiënt met verwarmde chemotherapie, om eventueel aanwezige tumorcellen te bestrijden. Deze therapie leek als aanvullende behandeling zinvol voor patiënten met lokaal gevorderde dikke darmkanker. Deze patiënten hebben een aanzienlijk risico op uitzaaiingen naar het buikvlies en juist om dát te voorkomen leek een aanvullende HIPEC-therapie zinvol. Maar in tegenstelling tot de veelbelovende resultaten van kleine cohortstudies, bleek uit de studie van Klaver dat er geen voordeel was vergeleken met systemische chemotherapie.
Link naar proefschrift
Donderdag 16 januari 2020
Promotie, Aula VU, 11.45 u
Nienke de Wit: De link tussen sphingolipiden profiel en neuro-inflammatie bij alzheimer
De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie. Alzheimer is een progressieve ziekte waarbij de zenuwcellen in de hersenen kapotgaan. Dit komt onder andere door ophopingen van het amyloid eiwit tussen de zenuwcellen. Hierdoor functioneren de hersenen steeds minder goed. De hersenen bestaan naast zenuwcellen echter ook uit glia cellen. Dit zijn ondersteunende cellen die normaal gesproken het amyloid afbreken. Uit onderzoek blijkt dat deze cellen hierbij soms overactief en agressief te werk gaan, wat kan leiden tot weefselschade. Dit proces noemen we ook wel neuro-inflammatie, ofwel ontstekingen in de hersenen. Recent onderzoek toont aan dat bij de ziekte van Alzheimer ook de vethuishouding is verstoord. Specifieke vetten, genaamd sfingolipiden, zijn nauw betrokken bij het ontstaan van de ziekte. Hierbij gaat het om de balans tussen ceramides en sfingosines, twee verschillende sfingolipiden. Mensen met verhoogde ceramidespiegels hebben achtmaal zoveel kans om de ziekte van Alzheimer te krijgen. Tijdens haar promotieonderzoek heeft Nienke de Wit de link tussen het sphingolipiden profiel en neuro-inflammatie in de ziekte van Alzheimer onderzocht. Hiervoor heeft ze gekeken naar hersenmateriaal van overleden Alzheimerpatiënten. Ze kon aantonen dat de geactiveerde glia cellen een verhoging van het ceramide laten zien. Daarnaast heeft ze gevonden dat deze vorm van ceramide vooral zorgt voor celdood. De balans tussen goede en slechte vormen van vetten is dus verschoven, waarbij de slechte vorm toeneemt tijdens de ziekte van Alzheimer. In de toekomst zou de beïnvloeding van deze sfingolipiden mogelijk de voortgang in de ziekte van Alzheimer kunnen vertragen. Hier is echter nog verder onderzoek voor nodig.
Donderdag 16 januari 2020
Promotie, Aula (VU), 13.45 u
Erik van Poelgeest: Onderzoek naar eiwit AMPK in bloedvaten en effect van insuline op bloedvaten
In deze thesis is onderzocht of en hoe het eiwit AMPK in de bloedvaten (ecAMPK) het effect van insuline op de bloedvaten (IMVR) in de beenspier en de hartspier reguleert. We hebben de functionele relevantie van IMVR in skeletspier en hartspier onderzocht door IMVR te remmen in genetisch gemodificeerde muizen en door IMVR te stimuleren in mensen door infusie met een stof die "prostacycline analoog" heet en door lichamelijke activiteit. We hebben laten zien dat insuline microvasculair bloedvolume laat afnemen in de hartspier van patiënten met type 2 diabetes (DM2) en in muizen die een westers dieet gevoerd kregen. Voorts hebben we gevonden dat een trainingsprogramma IMVR in de hartspier laat toenemen in patiënten met DM2 en dat IMVR toegenomen is in mensen die fysiek actief zijn. We hebben gevonden dat ecAMPK IMVR reguleert in de hartspier, maar niet in de skeletspier. Bovendien hebben we gevonden dat ecAMPK in de hartspier een regulator is van de positieve effecten van lichamelijke activiteit op IMVR en dat ecAMPK belangrijk is voor hoe het hart werkt. Het laten toenemen van IMVR in skeletspier door prostacycline analoog te infunderen of het laten afnemen van IMVR door endotheel specifieke knockout van de insuline receptor had geen effect op insuline gevoeligheid van het lichaam. Dus, de data in deze thesis laten zien dat skeletspier IMVR niet altijd een determinant is van insulinegevoeligheid. In de hartspier daarentegen zorgt het remmen van IMVR ervoor dat het hart minder goed werkt. Concluderend laten we zien in deze thesis dat IMVR in de hartspier een relevant fysiologisch proces is dat gereguleerd wordt door ecAMPK, afgenomen is in DM2 patiënten en na westers dieet, is toegenomen door prostacycline infusie en lichamelijke activiteit en een determinant is van linker ventrikel functie. IMVR en ecAMPK in de hartspier zijn dus veelbelovende potentiële therapeutische aangrijppunten in de behandeling van aandoeningen waarbij de hartspier IMVR is afgenomen, zoals DM2 en misschien het microvasculaire dysfunctie syndroom.
Link naar proefschrift
Donderdag 16 januari 2020
Promotie,
Agnietenkapel (UvA) 14.00 u
Willem Falkenburg: Reumafactoren voorspellen risico op reumatoïde artritis
Reumatoïde artritis (RA) is een auto-immuun ziekte die gekenmerkt wordt door ontstoken gewrichten. Patiënten met deze ziekte hebben vaak hoge concentraties reumafactoren in hun bloed. Reumafactoren zijn auto-antistoffen: antistoffen die lichaamseigen eiwitten herkennen. In het geval van reumafactoren zijn die lichaamseigen eiwitten, andere antistoffen. Het meten van reumafactoren in het bloed speelt een belangrijke rol bij het diagnosticeren van RA. De aanwezigheid van reumafactoren kan namelijk betekenen dat iemand RA heeft of een verhoogde kans om dit in de toekomst te krijgen. Reumafactoren zitten echter ook in het bloed van gezonde mensen. Falkenburg onderzocht de precieze rol van reumafactoren bij RA om de klinische waarde van het testen op reumafactoren te verbeteren. Hij onderzocht hoe en aan welke antistoffen de reumafactoren precies binden. Zijn belangrijkste bevinding was dat bij patiënten met artralgie (gewrichtspijn nog zonder ontsteking) met een hoog risico op RA, reumafactoren andere bindingspatronen laten zien dan bij artralgie patiënten met een lager risico op RA, bij patiënten met Sjögren syndroom en bij gezonde individuen. Op basis van deze studies worden er nu verbeterde reumafactor testen ontwikkeld om patiënten beter te kunnen informeren over hun risico op ontwikkeling van RA.
Link naar proefschrift
Vrijdag 17 januari 2020
Promotie,
Aula (VU), 13.45 uur
Gabor Abis: antibioticadrank leidt tot helft minder complicaties bij operatie dikke darmkanker
De studie toont aan dat het toevoegen van een antibioticadrank (SDD) aan de standaardbehandeling van dikke darmkanker het aantal infecties na de operatie meer dan halveert. Hierdoor hebben patiënten minder complicaties, hoeven ze minder extra behandelingen te ondergaan en is de verwachting dat de zorgkosten omlaag gaan. Het doel van het onderzoek was om te kijken of het aantal infecties en naadlekkages bij operatie aan dikke darmkanker omlaag kon door een antibioticadrank rondom de operatie te geven aan de patiënt. Dit is onderzocht met een grote studie in meerdere ziekenhuizen waarbij door loting bijna 500 patiënten in twee onderzoeksgroepen zijn verdeeld. Operaties voor dikke darmkanker kunnen vervelende complicaties tot gevolg hebben. De meest voorkomende complicaties zijn infecties en dit komt bij meer dan een op de vijf mensen voor na zo’n operatie. De meest ernstige complicatie is lekkage van de darmaansluiting (naadlekkage) nadat er een stuk darm verwijderd is. Dit alles zorgt voor veel extra last voor de patiënt evenals een forse toename in de zorgkosten. Veel van deze infecties worden veroorzaakt door bacteriën die normaal bij de patiënt in de darm voorkomen. Link naar proefschrift Vrijdag 17 januari 2020 Promotie, Agnietenkapel (UvA) 14.00 u Lotte Kors: De rol van twee eiwitten bij nierziekten Nierziekten zijn wereldwijd een belangrijk gezondheidsprobleem. De ziekten veroorzaken een toenemende ziektelast en sterfte. Het bestuderen van de onderliggende ziekteprocessen kan nieuwe doelen opleveren voor behandeling. Met dit doel bestudeerde Kors het functioneren van twee eiwitten (NLRX1 en TFEB) tijdens de ontwikkeling van nieraandoeningen. De promovenda deed haar onderzoek in muizen en keek daarbij naar acute en chronische nierschade, urineweginfectie en metabool syndroom.
Link naar proefschrift
Vrijdag 17 januari 2020
Promotie, Agnietenkapel (UvA) 14.00 u
Lotte Kors: De rol van twee eiwitten bij nierziekten
Nierziekten zijn wereldwijd een belangrijk gezondheidsprobleem. De ziekten veroorzaken een toenemende ziektelast en sterfte. Het bestuderen van de onderliggende ziekteprocessen kan nieuwe doelen opleveren voor behandeling. Met dit doel bestudeerde Kors het functioneren van twee eiwitten (NLRX1 en TFEB) tijdens de ontwikkeling van nieraandoeningen. De promovenda deed haar onderzoek in muizen en keek daarbij naar acute en chronische nierschade, urineweginfectie en metabool syndroom.
Link naar proefschrift