Onderzoekers van Amsterdam UMC bestudeerden 5 behandelingen voor mensen met rugpijn, waarvan de effectiviteit niet bewezen is:
- bedrust bij niet-specifieke rugklachten;
- bedrust bij een hernia;
- discectomie bij spinale stenose, het (deels) verwijderen een tussenwervelschijf bij een vernauwing van het wervelkanaal;
- fusie, het operatief aan elkaar vastmaken van ruggenwervels;
- invasieve pijnbehandelingen, zoals het injecteren van pijnmedicatie.
De onderzoekers analyseerden alle ziekenhuisdata van grofweg de laatste 30 jaar in Nederland. Voor elke behandeling brachten ze in kaart wanneer wetenschappelijk bewijs over effectiviteit was gepubliceerd en wanneer in medische richtlijnen het advies was opgenomen om die behandeling niet meer toe te passen. Dit zetten ze uit tegen hoe vaak artsen in Nederlandse ziekenhuizen die behandeling nog wél hadden ingezet.
Verspillen schaarse middelen
Het idee voor dit onderzoek is ontstaan toen een internationale groep van onderzoekers in 2018 in de Lancet publiceerden welke behandelingen niet werkzaam of zelfs schadelijk zijn bij rugpijn.
Onderzoeker Pieter Coenen: “Onze verwachting was dat dit soort behandelingen in Nederland al lange tijd niet meer plaatsvonden, maar dit blijkt dus niet te kloppen. We bieden in Nederland nog lange tijd zorg aan die helemaal niet evidence-based is. Als wetenschappelijk al bewezen is dat een therapie niet werkt, duurt het nog 17 jaar of langer voordat 85% van de artsen afziet van die behandeling. We verspillen daarmee schaarse middelen en doen met bepaalde therapieën bij rugklachten zelfs meer kwaad dan goed. Neem bijvoorbeeld ‘bedrust’. We weten dat dit voor rugpijn averechts werkt, maar toch wordt het nog steeds toegepast.”
Oorzaken
De onderzoekers denken dat er twee mogelijke oorzaken zijn waarom niet-effectieve behandelingen zo lang in gebruik blijven. Coenen: “Het kan te maken hebben met hoe behandelingen in ons zorgsysteem gefinancierd worden. Daarbij kijken we te weinig naar het behaalde resultaat van een ingreep en betalen per verrichting. Dat maakt het financieel aantrekkelijker om veel en complexe behandelingen uit te voeren dan dat een patiënt de beste en meest doelmatige zorg krijgt. Dit is iets voor beleidsmakers om over na te denken.”
Een tweede reden heeft te maken met het trage tempo waarmee nieuwe kennis doorsijpelt naar de werkvloer. “Het is voor artsen vaak lastig om altijd up-to-date te blijven van de laatste inzichten en dit in de praktijk toe te passen. Via trainingen en scholing moeten we toch proberen om behandelingen waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat ze niet werken, sneller plaats te laten maken voor behandelingen die wel effectief zijn.”
Fotografie: Shutterstock