Op 6 januari 1973 was het. Hij weet het nog precies. Paco had net zijn eindexamen gedaan in Spanje en ging op bezoek bij zijn ouders die in Nederland woonden. Zijn vader werkte in de apotheek van het Wilhelmina Gasthuis, dat later samen met het Binnengasthuis verhuisde naar locatie AMC van het huidige Amsterdam UMC. Paco ging kijken en hielp – omdat hij er toch was – even mee met stickers plakken op de vele potjes en flesjes. ‘Ik heb eigenlijk nog iemand nodig, wil je hier werken?’ Mijnheer Kamp, het hoofd van de afdeling, zag wel wat in Rodriguez jr. En nu 49 jaar later, zwaait Paco af, gaat met pensioen. En waar werkt hij? Inderdaad, nog altijd bij de klinische apotheek.
“Het is mijn tweede thuis geworden, het ziekenhuis”, vertelt hij met zijn zachte stem op het Voetenplein. “Dat krijg je als je ergens zo lang met zoveel plezier werkt.” Van alles heeft Paco gedaan, in de apotheek. “Ik begon met flessen vullen en als ze gebruikt waren weer spoelen. Dat was altijd een hele operatie, het Wilhemina Gasthuis had vele paviljoenen, alles wat terugkwam moesten we sorteren aan de hand van kaartjes. Er was een grote spoelmachine.” Later verhuisde Paco naar de afdeling Productie, daar maakten ze allerhande infuusflacons. “We gebruikten wel 65 verschillende soorten glucose en alles werd nog ouderwets via slangen vanuit grote vaten gefilterd en gesteriliseerd. Heel specialistisch werk.”
Door de sneeuw
Dat hij met zijn vader werkte, was geen probleem. “Voor hem niet, voor mij niet, niet voor onze collega’s.” Er was geen kantine, dus ze aten vaak met z’n allen buiten in de zon. “Prachtig”, vond Paco het groen en de klassieke gebouwen van het Wilhelmina Gasthuis. Maar het terrein had ook nadelen voor medewerkers zoals hij. “In de winter moesten we met onze oude karretjes door de sneeuw van het ene paviljoen naar het andere. Dan kwam je maar met moeite vooruit. Daarin was de overgang naar het AMC in 1982 een vooruitgang: hier gebeurde alles onder één dak.”
Paco bewaart goede herinneringen aan die eerste jaren in het AMC. “We hadden een hele leuke ploeg, wij deden van alles. Met lunchtijd stonden we te pingpongen of te darten, gingen we buiten voetballen. Dan stond iedereen te joelen, heel gezellig. Tegelijk werd al het werk heel netjes gedaan.” Paco is een plichtsgetrouwe man: een woord is een woord, werk is werk. “Ik probeer altijd iedereen te helpen. Ik leg graag dingen uit. Tegen jonge collega’s heb ik ook regelmatig gezegd: ‘Wat kom je hier doen, ga je 40 jaar achter een karretje lopen? Dit is geen werk voor jou, je bent 18, ga wat anders leren. Daar luisteren ze ook naar. Ja, ik begon ook zo jong, maar dat waren andere tijden, nu zijn er veel meer mogelijkheden.”
Meer gelijkheid
Andere tijden zijn het, ook in de manier waarop de medewerkers van het ziekenhuis met elkaar omgaan. Het is in zijn ogen veel gelijkwaardiger geworden, opener. “Dat vind ik heel prettig. Als je in het Wilhelmina Gasthuis wilde praten met het hoofd van de afdeling, moest je via de secretaresse een afspraak maken. Nu kun je gewoon communiceren met wie dan ook. Maar niet alles is ten goede veranderd, meent Paco. “Er staat tegenover dat het taalgebruik grover is geworden, vroeger zeiden we altijd 'u' of 'juffrouw', ik vind het jammer dat je dat steeds minder hoort.”
Gekke dingen gebeurden er soms, in de apotheek. Zoals die keer dat ze zorgvuldig een acht meter lange houten stelling hadden opgebouwd en gevuld. “We hadden vanuit de groothandel alles netjes in potjes neergezet: met 10, 20 of 30 pillen, het stond keurig op de plank. We staan een beetje te geinen en plotseling duwt er iemand tegen de magazijnstelling aan. Alles valt in elkaar en op de grond. Weet-je-hoeveel-werk-dat-heeft-gekost?” Paco zegt het langzaam en met theater. Alsof het gisteren gebeurd is. “We moesten alles in de prullenbak gooien. Sommige potjes gingen open, daar mag je niks meer mee doen. We moesten eerst ontzettend hard lachen, maar daarna…”
Coronastress
De laatste coronajaren waren heftig voor Paco. “Mijn moeder is eraan overleden, dat was heel triest. Mijn ouders waren teruggekeerd naar Spanje en zij had al lange tijd alzheimer. Ze herkende mij niet meer, maar ze was er nog. Je kon met haar lachen, praten en huilen. Mijn vader leeft nog en ik heb een vrouw, een zoon, een schoondochter en twee kleindochters in Nederland.” Ook op het werk was het heel zwaar, vertelt hij. “Er waren veel collega’s ziek, daardoor werd het nog drukker. Het werk moest per se af, juist met corona. We waren meer met het werk bezig dan met onze gezondheid. Vooral mijn collega’s die alle afdelingen langs moesten om medicijnen en materiaal aan te vullen, hadden het zwaar. Zij moesten zich op elke afdeling opnieuw helemaal aan- en uitkleden. Gelukkig heeft iedereen het overleefd en zijn we allemaal weer gezond.”
Paco geeft nog een kleine rondleiding door de apotheek. Dit is duidelijk zijn domein. Elk hoekje, elk schap, elk medicijn kent hij. “Er staan hier wel 2500 verschillende items”, zegt hij trots. Zijn collega’s, jong en oud, groeten hem enthousiast. “Paco jongen, ik ga je missen!”. Dat is wederzijds.
Foto Martijn Gijsbertsen