In Nederland lopen veel ouderen risico op ondervoeding. Het komt niet alleen bij thuiswonenden voor, maar nog vaker in zorginstellingen en ziekenhuizen. Terwijl in zorg en samenleving veel aandacht uitgaat naar overgewicht, blijft ondervoeding nog vaak onderbelicht. Volkomen onterecht, zegt epidemioloog Emiel Hoogendijk, want de gevolgen kunnen net zo ernstig zijn.

“Ondervoeding bij ouderen moet dringend hoger op de beleidsagenda komen”, zegt Hoogendijk, als epidemioloog verbonden aan de afdelingen Huisartsgeneeskunde en Epidemiologie & Data Science van Amsterdam UMC. Op verzoek van The Lancet schreef hij samen met collega-onderzoekers een internationaal overzichtsartikel over het onderwerp. Daarin lezen we dat 1 op de 4 ouderen risico loopt op ondervoeding. Dat wil zeggen: onbedoeld gewichtsverlies, onder andere door te weinig voedsel of te weinig voedzame stoffen, met name energie en eiwitten. “Die groep zal nog groter worden door de toenemende voedselonzekerheid wereldwijd als gevolg van klimaatverandering, ziekte en oorlog. Ouderen zijn vaak de eerste slachtoffers in dergelijke situaties.” Heus niet alleen in landen met lage en middeninkomens, zegt Hoogendijk, maar ook in Nederland: “In ons LASA-onderzoek in de eerste en tweede coronagolf gaf 10 tot 15 procent van de ouderen aan slechter te eten of maaltijden over te slaan. Vooral mensen die alleen leven en weinig mobiel zijn, zijn erg kwetsbaar.”

Medische prioriteit

Ondervoeding onder ouderen komt in ons land nog te vaak voor, zelfs meer in zorginstellingen en ziekenhuizen dan bij thuiswonende ouderen. Hoogendijk: “Dat is algemeen bekend onder zorgverleners. Ziekte is een belangrijke risicofactor voor ondervoeding, omdat mensen dan minder kunnen of willen eten. Met de signalering van ondervoeding in het ziekenhuis is vaak weinig mis, maar na die signalering wordt soms onvoldoende actie ondernomen. Omdat er andere, medische prioriteiten zijn. Of omdat niet duidelijk is wie nou precies verantwoordelijk is voor het voedingsbeleid en wie daarin de regie houdt, ook na ontslag uit het ziekenhuis. Dan wordt bijvoorbeeld wel een voedingsadvies meegegeven, maar volgt niemand op of de patiënt dat naleeft. Of de arts verwijst naar een diëtist, maar heeft niet meer in beeld of de patiënt er ook daadwerkelijk heen gaat.” Precies wat Hoogendijk en collega’s in The Lancet aankaarten: er zijn goede richtlijnen voor zorgverleners, maar die worden onvoldoende in praktijk gebracht.

Spiermassa

Dat moet anders, zegt Hoogendijk, want ondervoeding kan een cascade aan ernstige effecten teweegbrengen in zeer korte tijd. “Gewichtsverlies leidt bij ouderen snel tot afname van de spiermassa. Dat kan functionele gevolgen hebben: minder bewegen, slechter lopen. De algehele conditie wordt minder, de botten verzwakken en de kans op vallen neemt toe. Daardoor gaan mensen niet meer graag de deur uit en raken ze in een isolement. Dat kan dan weer vergaande psychosociale effecten hebben: mensen vereenzamen of ervaren dat hun levenskwaliteit afneemt. Het gaat dus om een breed scala aan onderling gerelateerde klachten.”

Buikje

Hoe is dit alles te voorkomen? “Allereerst door ervoor te zorgen dat de spierkracht en spiermassa op peil blijven, met goede voeding en voldoende fysieke activiteit”, zegt Hoogendijk. Hij benadrukt: “Voorkomen en behandelen zijn wel twee verschillende dingen. Als iemand al ondervoed is, is bewegen juist niet het eerste doel. Dan wil je dat iemand eerst aansterkt. Spiermassa terugwinnen is op latere leeftijd echter niet eenvoudig.” In een omgeving die gericht is op de aanpak van overgewicht vraagt dat een andere focus, merkt Hoogendijk: “We letten er goed op – zeer terecht – dat ouderen niet te zwaar worden, onder meer om de cardiovasculaire risico’s te minimaliseren. Tegelijk moeten we ons wel blijven realiseren dat ondergewicht net zo gevaarlijk kan zijn. Dat een buikje bij een oudere misschien niet per se een probleem is, maar juist de reserve die hij bij een operatie of tegenslag hard nodig heeft.”

Integrale blik

Zijn pleidooi is dan ook: schakel op tijd een diëtist in. “Geef als arts niet zomaar het goedbedoelde advies om ‘wat af te vallen’, maar zorg daarbij ook voor ondersteuning door een professionele hulpverlener die integraler kijkt. Wat het beste advies is, is namelijk per patiënt verschillend. Er moet ook goed gekeken worden naar wat in de praktijk haalbaar is.” Daarin speelt de omgeving – familie, vrienden, de thuiszorg – een belangrijke rol. “Creëer bijvoorbeeld vaste en liefst gezamenlijke eetmomenten. Dat helpt echt om voldoende en afwisselend te eten.”

Fotografie: Adobe Stock