De vele geneeskundestudenten die het afgelopen jaar hand- en spandiensten verleenden op de covid-afdelingen brachten chirurg Jaap Bonjer op een idee. Enerzijds kampen we al jaren met een tekort aan verpleegkundigen, overpeinsde Bonjer. Anderzijds zitten we met geneeskundestudenten die na hun derde jaar vaak maandenlang moeten wachten op hun coschappen (het opdoen van medische ervaring op ziekenhuisafdelingen, red.). Als we zulke ‘wachttijdstudenten’ nu eens structureel gingen inzetten in de verpleegkundige zorg? Als we ze daar nu eens een echte functie in gaven, compleet met opleiding, contract en bijpassende salarisschaal?
Volop animo
Prima plan, oordeelden zowel Personeelszaken als de verpleegkundige directie, en van het een kwam het ander. Sinds begin mei kunnen wachttijdstudenten zich aanmelden voor de nieuwe functie van Klinisch Verpleegkundig Ondersteuner (KVO). In die hoedanigheid moeten ze de verpleegkundigen een aantal relatief eenvoudige taken uit handen nemen. “KVO’s zijn niet alleen op de intensive care, maar in principe op elke verpleegafdeling inzetbaar”, zegt Mariëlla Hoogendoorn, hoofdverpleegkundige Orthopedie en Gipskamers. “En zoals het er nu uitziet, is er volop animo. We hebben al meer dan 150 aanmeldingen.”
Ruim voldoende voor de vijf afdelingen waar de KVO’s voorlopig op proef worden aangesteld. Het gaat om Chirurgische oncologie en Kort verblijf, Orthopedie, Traumatologie en het Dagcentrum. De gegadigden worden niet zonder meer aangenomen. Hoogendoorn: “We beoordelen ze op hun zorgervaring en in een persoonlijk gesprek toetsen we eerst de wederzijdse verwachtingen. Als KVO maak je integraal deel uit van het verpleegkundig team. Daar zijn geneeskundestudenten niet voor opgeleid en het moet je maar net liggen.”
Onder begeleiding
Het precieze scholingsprogramma en takenpakket voor de KVO’s kan per afdeling verschillen. Op Hoogendoorns afdeling Orthopedie, die begin deze maand de primeur had met de allereerste KVO’s, krijgen de nieuwe collega’s een tweedaagse opleiding in praktische basisvaardigheden. “Infusen aanleggen, bloed afnemen, wassen en aankleden, uit bed tillen, helpen bij het mobiliseren van patiënten, dat soort dingen. Echt onder de knie krijgen doe je zulke dingen natuurlijk pas later pas, in de praktijk. Daarom werken alle KVO’s de eerste tijd onder begeleiding van een verpleegkundige.”
Minimaal 4 maanden
Voor studenten lijkt het KVO-schap een waardevolle manier om hun wachttijd invulling te geven. Gelukkige bijkomstigheid is dat ze het verpleegkundig vak van binnenuit leren kennen én nauw met verpleegkundigen leren samenwerken. Altijd handig met het oog op de groeiende verstrengeling tussen verpleegkundigen en artsen. Maar is hun relatief korte inzetbaarheid geen obstakel? Wat heeft een afdeling aan nieuwe collega’s die in minder dan geen tijd weer verdwenen zijn? Zo’n vaart loopt het zeker niet, stelt Hoogendoorn. “KVO’s tekenen ervoor om minimaal 4 maanden te blijven, en in de praktijk zien we al dat die termijn bijna altijd fors wordt overschreden. Vier van de vijf KVO’s op onze afdeling blijven een jaar of zelfs nog langer.”
Warme interesse
Hoewel de ‘pilot’ met de eerste KVO’s nog tot oktober duurt, hebben naast de proefafdelingen al diverse andere afdelingen blijk gegeven van hun warme interesse. Ook buiten het ziekenhuis groeit de belangstelling. Met het Zaans Medisch Centrum, OLVG en het Flevoziekenhuis wordt al gesproken over samenwerkingsmogelijkheden.
“Iedereen hoopt natuurlijk dat het inzetten van KVO’s ook bijdraagt aan vermindering van het verpleegkundigentekort”, aldus Hoogendoorn. “De druk is het afgelopen jaar alleen maar toegenomen, het ziekteverzuim blijft hoog en er is nog veel niet-opgenomen verlof weg te werken. Het zou geweldig zijn als we op deze manier aan echte oplossingen kunnen bijdragen.”