Topsporters zijn ook maar mensen, met al hun kracht, maar ook met al hun zwaktes. Ze kunnen zowel lichamelijk als geestelijk aanlopen tegen problemen die hun prestaties ondermijnen. De beste sporters zijn verenigd in het sportteam dat Nederland internationaal vertegenwoordigt op topniveau: TeamNL van sportkoepel NOC*NSF. Topsporters worden al decennia ondersteund door artsen. In de loop der tijden is sportgeneeskunde geprofessionaliseerd tot Topsportgeneeskunde. Sommige medisch specialisten wordt gevraagd High Performance Partner (HPP) van TeamNL te worden.
Orthopedisch chirurg en HPP Gino Kerkhoffs werkt inmiddels ruim tien jaar samen met het Internationaal Olympisch Comité (IOC). Kerkhoffs: “Mijn taak als orthopeed is het vervaardigen van oplossingen voor mensen die in beweging moeten blijven. En dan is de topsporter degene die het meeste uitdaagt. Dat maakt deze doelgroep interessant: het moet altijd gisteren opgelost zijn, en dan morgen nooit meer terugkomen.” De onderzoeksgroep van het topsporttraumateam is gespecialiseerd in wat de ‘onderste extremiteiten’ worden genoemd: enkels, knieën, spierletsel. “En in de ‘puzzel-cases’: daar kijken we als team naar, samen met onder anderen radiologen.”
Het heeft altijd haast
Rennen, keren, springen en een klap te verduren krijgen: dat zijn doorgaans de oorzaken van het ontstane leed. Wie zijn die patiënten, kennen wij die? “Dat is privé. Het mooie voor de sporters is: ze kunnen hier anoniem naartoe komen. We krijgen hier jaarlijks zo’n 250 topsporters. Dat zijn er nogal wat, we zijn bekend, tot in het buitenland toe.”
Een niet-sportende patiënt wil al zo snel mogelijk weer de oude zijn, topsporters hebben nog meer haast. Altijd al: “Toen ik begon, lieten we elke ochtend om 6.30 uur patiënten komen. Dan keek ik ze na, kregen ze om 7 uur een MRI. Om 7.30 uur gingen ze weer terug naar orthopedie; dan hadden wij een diagnose en een behandelplan rond.” En nu nóg krijgen orthopedie en sportgeneeskunde sporters die extreem vroeg op de dag komen, om maar zo snel mogelijk behandeld te worden. “Het heeft altijd haast. Voor een topsporter moet dat hele verhaal binnen een week gefikst zijn. Maar je moet als arts zelf rustig blijven, vasthouden aan de kwaliteit die je wilt leveren, en dan toch zo snel mogelijk helpen. Wij moeten honderd procent zeker weten wat er aan de hand is; dat vind ik één van onze geheimen. En dan een goed plan maken waarin je zelf een kleine rol hebt, de patiënt in the lead is, en het team er omheen goed wordt gecoördineerd.”
Wanneer de topsporter is behandeld, moet die zo snel mogelijk weer aan de bak: “Als de voetballer weer op het veld komt, heb je nog een paar stappen te gaan: van return to training naar return to play, naar return to performance. Die voetballer moet naar het niveau van vóór de blessure – plus nog een beetje beter.” Het hele proces van échte revalidatie eist van alle betrokkenen een grote inspanning, benadrukt Kerkhoffs.
Voorkomen dat het nóg een keer misgaat
Voorkomen is beter dan genezen. “We hebben ook preventieprogramma’s. Dat is de achtergrond van het IOC-centrum: behandeling, preventie en research. In de kliniek leren wij de sporters kennen wanneer ze een blessure hebben. Hier ligt daarom de rol van ‘secundaire preventie’: om te voorkomen dat het nóg een keer misgaat. Vanuit kinderpsychiatrie, cardiologie, radiologie, orthopedie en traumatologie geven we les aan coaches, performance trainers, fysiotherapeuten en topsportartsen.”
Dankzij de vooraanstaande positie van Amsterdam UMC op dit gebied komt er veel patiëntenkennis binnen die kan worden gebruikt voor onderzoek. “Enkelkraakbeen en enkelsportletsels vormen meer dan vijftig procent van de research. In onze database zitten de gegevens over enkelkraakbeen van 2.070 mensen. Dit is de grootste database ter wereld. En onze database over spierletsels is één van de leidende databases in Europa.”
Belangrijke maatschappelijke functie
Uiteindelijk zijn alle kennis en ervaring die worden opgedaan aan de hand van topsporters zeer nuttig voor de overige patiënten, benadrukt Kerkhoffs: “De andere patiënten hebben baat bij de know how die we opdoen door topsportgeneeskunde. De multidisciplinaire nazorg na een ingreep is ook voor de andere patiënten een speerpunt. Neem bijvoorbeeld mensen die hier een heel bijzondere prothese krijgen, zoals kankerpatiënten met botkanker. Daarbij kunnen we de verworven kennis goed gebruiken. Zo heeft onze topsportgeneeskunde ook een belangrijke maatschappelijke functie.”
Richtlijnen voor eetpatroon topsporters
Kinderarts Annemarie van Bellegem is ook een van de acht Amsterdam UMC-artsen die HPP zijn van TeamNL. Om precies te zijn: ze werkt al sinds 2013 aan richtlijnen voor het eetpatroon van topsporters binnen NOC*NSF, eigenlijk altijd gewoon beroepshalve. Vandaar dat Maarten Moen, chef-arts van NOC*NSF, haar vroeg officieel aan te schuiven en HPP te worden.
Van Bellegem is gespecialiseerd in eetstoornissen en anorexia. Niet het eerste probleem waaraan je denkt bij de aanblik van al die schijnbaar blakend gezonde topsporters, maar dat is een misverstand. Van Bellegem: “Voor sporters is hun lichaam hun ‘tool’. Eetstoornissen zie je daar dan ook vaker dan bij de reguliere populatie. Het gaat in topsport vaak over performance en prestatie; daarbij wordt het lichaam eigenlijk onderschikt gemaakt aan dat hogere doel.” Je ziet dit bijvoorbeeld bij sporten waarin esthetiek een rol speelt, zoals dansen en turnen, zegt Van Bellegem. Maar ook bij sporten waarbij deelnemers worden gewogen ten behoeve van gewichtsklassen, zoals boksen, judo, roeien.
Eetstoornissen vaak gezien als zwakte
In het ideale plaatje van de topsporter hoort geen persoon die diep van binnen problemen heeft. Van Bellegem: “Op mentale problemen rust soms een taboe. Eetstoornissen worden vaak gezien als een zwakte. Dus als jij in de topsport naar buiten komt met je eetstoornis, dan kan dat gevolgen hebben: misschien word je niet ingezet door de coach. Zo hebben mensen goede redenen zo’n stoornis verborgen te willen houden.”
Van Bellegem werkt in de dagelijkse trainingssetting niet zozeer met de topsporters zelf. Haar taak ligt vooral bij de zorg voor jongere topsporters met eetstoornissen, als ook bij hun omgeving: mensen die helpen zorg te dragen voor hun gezondheid, zoals sportartsen, coaches en fysiotherapeuten. “Het is de groep om een sporter heen die moet signaleren dat er problemen zijn.” Zo geeft ze voorlichting en onderwijs aan de omgeving van topsporters; en ze denkt mee over richtlijnen op het gebied van voeding, en de daarmee samenhangende psychische ondersteuning. Wezenlijk is niet alleen het aanpakken van stoornissen die al bestaan, maar juist het voorkómen daarvan, de preventie.
Samenwerking met andere disciplines
Interessant aan dit werk vindt Van Bellegem ook het samenwerken met artsen uit andere disciplines, zoals sportartsen, gynaecologen, cardiologen, diëtisten, psychologen, psychiaters, enzovoort; ook met artsen in het buitenland, want topsporters opereren vaak buiten de landsgrenzen. “Door de krachten te bundelen, merk je dat je echt iets kunt betekenen.”
9 HPP-artsen van Amsterdam UMC
High Performance Partners ondersteunen topsporters die deel uitmaken van TeamNL van NOC*NSF, dat internationaal opereert. Amsterdam UMC telt in totaal 9 HPP-artsen uit verschillende disciplines:
- Annemarie van Bellegem, kinderarts
- Harald Jørstad, sportcardioloog
- Gino Kerkhoffs, orthopeed
- Mario Maas, radioloog
- Arthur Wilde, cardioloog
- Evert Verhagen, epidemioloog
- Ursula Klumpers, psychiater
- Lisette ’t Hart-Kerkhoffs, kinder- en jeugdpsychiater
- Saskia van der Crabben, klinisch geneticus
Tekst: Mieke Zijlmans
Afbeelding: Mark Horn