Ze zijn 26 jaar, werken in het AMC en spelen op hoog niveau rolstoelrugby. In oktober wonnen ze met hun team het EK Rolstoelrugby in Finland. Bij Emilio Moes en Resul Karabulut draait alles om ambitie, doorzettingsvermogen, durf, lol en onvoorwaardelijke vriendschap.

Hun sportieve doelen hebben Moes en Karabulut bloedserieus en haarscherp uitgestippeld: tijdens het EK Rolstoelrugby in Finland eerste of minstens tweede worden, daarmee promoveren van de B- naar de A-divisie en dan volgend jaar kwalificatie voor de Paralympische Spelen in 2020 in Tokio. “Moet kunnen”, zeggen ze. Aan zelfvertrouwen geen gebrek. “Dat doet deze sport met je.” Het eerste deel, winst op het EK, is inmiddels verwezenlijkt.

Moes en Karabulut werken via Emma at Work achter de balies van respectievelijk de Kinder-IC en de afdeling Verloskunde van het AMC. “Wij zijn de secretaresses”, grapt Moes. Hij is de brutale, avontuurlijke en goedgebekte lefgozer, zijn vriend Karabulut is de meer ingetogen, beschouwende ‘nerd’, zoals Moes hem graag plagend noemt. Ze leerden elkaar op hun 13e kennen, toen ze allebei aan het vervolgonderwijs bij revalidatiecentrum Heliomare begonnen. Het klikte tussen de twee tegenpolen. Ze werden actief in het rolstoelbasketbal en gingen samen in clubverband spelen, maar het bleef lange tijd bijzaak. “Het was niet zo ons wereldje, met veel oudere, rokende teamgenoten.” Toen Karabulut door een reeks ingrijpende operaties lange tijd werd uitgeschakeld, stopte ook Moes met basketballen. 

Diagnose

Moes werd in het AMC geboren, met de gewrichtsaandoening ‘arthrogryposis multiplex congenita’, bij ingewijden beter bekend onder de afkorting amc (sic!). Zijn gewrichten vertonen vergroeiingen als gevolg van een tekort aan bindweefsel. Hij bleek ook een lekkende hartklep te hebben, waar hij zelf nogal luchtig over doet. “Ik ben wat sneller moe. Nou ja.” Waar Moes meteen na zijn geboorte passende (academische) zorg en behandeling kreeg, kwam deze bij Karabulut pas na twee jaar goed op gang. Hij werd in Turkije geboren, met zes vingers en tenen aan beide handen en voeten, wat weliswaar alarmerend was, maar niet meteen tot een duidelijke diagnose leidde. Zijn ouders gingen toen Resul twee jaar was terug naar Nederland, waar in het AMC het zeldzame Ellis van Creveld-syndroom (evc) werd vastgesteld, een genetische skeletafwijking met groeivervormingen van de botten in met name armen en benen. Hij onderging “ontzettend veel” operaties en kreeg uiteindelijk een frame, dat effectief lijkt. “Maar nu ligt mijn knie los, waardoor ik vaker in de rolstoel zit.” Dat maakt hem in het rolstoelrugby overigens niet extra voorzichtig. Karabulut – Henk de Tank – heeft een super-wedstrijdrolstoel (€ 8000!), met laag zwaartepunt, waarmee hij snel en wendbaar is. “Ik val niet zo snel om.” Moes is standaard minder fortuinlijk, met altijd overal blauwe plekken en kneuzingen.  

Verwerking

Het zijn jongeren van deze tijd. Hip, goodlooking, digitaal actief, leuke baan, leuke vriendenkring en sportief succesvol. Maar het kwam ze niet aangewaaid. Moes kreeg als tiener last van zijn anders-zijn, waarop hij besloot zijn beperkingen te negeren. “Ik deed of er niks aan de hand was.” Daarna volgde bewijsdrang en strijdlust. Karabulut had tijdens zijn puberteit, vertelt hij, geen tijd voor verwerking. “Ik was vooral bezig met operaties, ziekenhuisopnames en revalidatie.” Moes specialiseerde zich na de middelbare school als ruimtelijk vormgever en startte een eigen bedrijf, Karabulut deed de edelsmidopleiding in Schoonhoven. Beiden liepen ze tegen vooroordelen op, kwamen niet goed aan de bak en kozen voor zekerheid – “en een leuke baan” - via Emma at Work.  

Ruig

In 2014 pakten Moes en Karabulut – behoorlijk dikker geworden – het rolstoelbasketbal weer op. Op laag niveau, en niet erg uitdagend. Hun potentie werd opgemerkt door classifier Kees van Breukelen (bewegingswetenschapper en specialist op het gebied van rolstoelsporten), die het tweetal liet kennismaken met het ruigere murderball. Ze waren meteen verkocht. “Bij rolstoelbasketbal moet je remmen, bij rolstoelrugby mag je met je rolstoel op volle kracht ‘hitten’. Dat is gaaf”, zegt Karabulut. “Je ziet een kiertje en beslist in een splitsecond of je erin gaat. De golf van adrenaline die je dan voelt, de kick als het lukt, de euforie in het team, dat is zó geweldig!”, vult Moes aan. Beiden denken in dit verband terug aan de EK-finale tegen Rusland, vorig jaar. “Dat je dan tijdens de wedstrijd opeens beseft: shit man, dit gaan we misschien winnen!” En jawel, dat gebeurde. 

Classificatie

Ze zijn voor de duvel niet bang. Nou ja, wel voor de (internationale) classificaties, waarbij ze op kracht en bewegingsbeperking werden gekeurd. Meerdere malen dreigde met name voor Karabulut een te hoge score. “Een hoge classificatie moet met lager scorende – minder sterke – teamgenoten worden gecompenseerd, vanwege het vereiste teamgemiddelde”, legt hij uit. De classificaties hebben daarmee grote gevolgen voor teamsamenstelling, tactiek en speelwijze, en de onderlinge verhoudingen.  

Lastig ding voor pro’s als Moes en Karabulut. Zij léven rugby. Het tweetal traint bijna dagelijks, ze doen extra individuele (kracht)trainingen, nemen deel aan trainingskampen en spelen wedstrijden en toernooien in binnen- en buitenland. Het kost ze ieder zo’n 600 euro per maand, aan materiaal- en reiskosten. Iedereen zoekt eigen sponsors, vertelt Karabulut. Hij en Moes doen dat ook samen, via hun website tweedertien.nl,  die verwijst naar hun rugnummers. “Ze noemen ons freaks. Dat is een compliment.”

Tekst: Daniëlle Kaft
Foto: Martijn Gijsbertsen