Overzicht van de promoties en oraties van Amsterdam UMC. Vanwege de situatie rondom het coronavirus verdedigen promovendi hun onderzoek nu digitaal. Een aantal promoties in deze kalender is inmiddels al achter de rug. Vanaf volgende week zijn we weer up to date

Maandag 6 april
Promotie VU
Zlata Novalic: Therapie voor kanker als gevolg van de ziekte van Pfeiffer
De ziekte van Pfeiffer, veroorzaakt door het Epstein-Barr virus (EBV), blijkt de oorzaak van één tot twee procent van lymfomen en carcinomen te zijn. Omdat in deze tumorcellen een latent virale genexpressie aanwezig is, biedt dit virus een goede target voor therapie. 
Om de virus-positieve tumorcellen te elimineren, krijgen patiënten het latente EBV toegediend. Het immuunsysteem kan hierdoor geactiveerde tumorcellen elimineren. Daarnaast creëert de expressie van virale enzymen gevoeligheid voor antivirale behandeling. Dit vormt de basis van de CytoLytic Virus Activation (CLVA) therapie.
In dit proefschrift is het CLVA-concept onderzocht in een preklinische en klinische setting als een nieuwe behandelingsmogelijkheid voor patiënten met een zeldzame vorm van kanker in de neus- en keelholten (nasofarynxcarcinoom, NPC). In preklinische modellen heeft Novalic een duidelijk gunstig effect aangetoond van de CLVA-therapie. Door het gebruik van een EBV specifieke tracer in een PET-scan was het effect van CLVA te zien in tumoren van een muis. Een klinische fase-I/-II studie liet zien dat de therapie veilig en goed getolereerd werd in patiënten met NPC. De patiënten hadden een duidelijke klinische response.
Aangezien het EBV geassociateerde maagcarcinoom gelijke eigenschappen heeft als NPC, onderzocht de promovendus of deze nieuwe therapie ook voor deze patiëntengroep mogekijk bruikbaar is. Dit kon ze bevestigen.
Link naar proefschrift

Dinsdag 7 april
Promotie UvA, 14.00 u
Paul Mulder: Gedrag, omgeving en ontwikkeling in relatie tot genetische syndromen
Onderzoek naar genetische syndromen kan steeds beter worden gekoppeld aan onderzoek naar ontwikkelings- en gedragskenmerken, zogenaamde gedragsfenotypes, aldus Mulder in zijn onderzoek naar gedragsgenotypes. Hij geeft hierin inzicht in de relatie tussen omgeving, gedrag, ontwikkeling en genetische afwijking bij het Cornelia de Lange syndroom, Marshall-Smith syndroom en Malan syndroom.
Hierbij keek de onderzoeker naar ontwikkelingsniveau, autismespectrumstoornis, sensorische informatieverwerking, adaptief gedrag en zelfbeschadigend gedrag bij patiënten met één van deze syndromen. Als er meer inzicht is in hoe de omgeving en het gedrag van invloed zijn op patiënten met deze ziektes, kan de zorg worden verbeterd doordat men deze ‘prikkels van buitenaf’ kan aanpassen.
Of, zoals Mulder stelt, door medische- en gedragswetenschappelijke kennis te combineren kan de zorg en ondersteuning voor deze patiënten worden geoptimaliseerd en uiteindelijk de kwaliteit van leven verbeteren.
De studie informeert ouders/verzorgers van kinderen met één van deze genetische aandoeningen over gedrag en ontwikkeling. Het biedt inzicht in belangrijke ontwikkelingsgebieden en hoe deze van invloed kunnen zijn op het dagelijks functioneren. Anderzijds laat het ook zien dat er verschillen bestaan tussen en binnen groepen personen met een genetische aandoening.
Link naar proefschrift

Woensdag 8 april

Promotie UvA 13.00 u
Tim Preijers: Gepersonaliseerde behandeling voor hemofili
e
Hemofilie A en B, erfelijke ziekten waarbij het bloed niet goed stolt, worden veroorzaakt door een tekort aan stollingsfactor VIII en IX. Dit tekort leidt tot ernstige bloedingen in de gewrichten en spieren. Patiënten met ernstige hemofilie dienen meerdere malen per week stollingsfactoren te krijgen. Als ze geopereerd moeten worden dan krijgen ze hoge doses toegediend zodat de chirurg zijn werk kan doen.
Hoewel de hoeveelheid stollingsfactoren wordt aangepast op het lichaamsgewicht van de patiënt verschilt de uiteindelijke concentratie in het bloed aanzienlijk. Deze verschillen worden veroorzaakt door variabiliteit per patiënt hoe snel medicijnen door het lichaam worden opgenomen en verwerkt, Dit wordt bepaald door de zogenoemde farmacokinetische (PK) parameters.
Preijers heeft in dit proefschrift de personalisatie van de hemofiliebehandeling door toepassing van PK-geleide dosering onderzocht. In PK-geleide dosering worden individuele PK-parameters geschat door toepassing van een bepaalde analyse. Dit leidde tot populatie PK-modellen die beschrijven hoe de concentratie stollingsfactoren varieert in de tijd. Preijers zocht dit uit voor jonge en volwassen hemofiliepatiënten tijdens de operatie.
Het proefschrift geeft nieuwe inzichten in de PK van stollingsfactoren die gebruikt worden tijdens chirurgie en tijdens de routine toediening. Deze resultaten dragen bij aan een gepersonaliseerde behandeling van hemofilie A en B patiënten.
Link naar proefschrift      

Donderdag 9 april
Promotie UvA, 12.00 u
Colin Mitchell: Rechten en plichten bij het in kaart brengen van menselijk genoom

Whole genome sequencing is een techniek waarmee het complete DNA van een organisme in kaart wordt gebracht. De techniek wordt meer en meer toegepast in de geneeskunde en wetenschap, en levert veel inzicht op over ziektes en erfelijkheidscomponenten. Ook biedt dit kansen voor het vinden van nieuwe geneesmiddelen.
Mitchel onderzocht welke rechten en plichten gepaard gaan met de toepassing van deze techniek. Hij concludeert dat zorgprofessionals en –wetenschappers meerdere verplichtingen aangaan als zij DNA-sequencing inzetten.
Zo worden zij geacht te handelen naar de nieuwste en beste ontwikkelingen als het gaat om techniek. Als altijd moeten zij het belang en de autonomie van het individu dienen, maar tegelijkertijd het belang van de algemene gezondheid en maatschappij in het oog houden.
Mitchel noemt het een zekerheid dat genoom-studies steeds meer en vaker worden toegepast. Zijn proefschrift geeft een overzicht van juridische en morele verplichtingen die daarmee gepaard gaan en kan zo een leidraad zijn voor wetenschappers en zorgprofessionals.

Donderdag 9 april

Promotie, VU 13.45
Judy Jacobse: Meer risico op hartklachten na borstkankerbehandeling

Doordat de behandeling van borstkanker is verbeterd, overleven meer patiënten deze ziekte. Het is daarom van groot belang om inzicht te hebben in de nadelige effecten van de behandeling van borstkanker, omdat deze de kwaliteit van leven van ex-borstkankerpatiënten ernstig kunnen beïnvloeden. Eén van de meest beruchte gevolgen van de behandeling is het optreden van hart- en vaatziekten.
Jacobse beschrijft in dit proefschrift de lange-termijnrisico’s op hart- en vaatziekten na behandelingen voor jonge borstkankerpatiënten. Ook heeft ze in een studie met hartecho’s en bloedonderzoek bij 569 personen die zijn genezen van borstkanker gekeken naar de aanwezigheid van subklinische hartschade; hartschade die nog geen klachten geeft en een mogelijke voorloper is van hartfalen.
Met de resultaten van dit onderzoek kunnen artsen beter bepalen of ex-borstkankerpatiënten een sterk verhoogd risico hebben op hart- en vaatziekten. Deze informatie kan gebruikt worden om te kijken of het zinvol is om bij vrouwen met het hoogste risico herhaaldelijk onderzoek te doen naar subklinische hartschade. Ook kunnen studies worden opgezet naar de toegevoegde waarde van tijdig ingrijpen (medicijnen of leefstijladviezen) bij tekenen van vroege hartschade na borstkankerbehandeling.
Link naar proefschrift 

Donderdag 9 april

Promotie UvA 14.00 u
Noémie Kraaijpoel: Trombose als complicatie van kanker
Veneuze trombose-embolie (VTE), het ontstaan van bloedpropjes in de aderen van benen en bekken of in de longen, is een veel voorkomende ernstige complicatie van kanker. Verschillende risicofactoren dragen bij aan de ontwikkeling van VTE, zoals kankertype en -stadium, chemotherapie, chirurgie en patiëntgerelateerde factoren, gevorderde leeftijd en hoe mobiel de patiënt is.
Patiënten met kanker krijgen vaak een scan zodat de arts kan zien hoe de kanker zich ontwikkelt en hoe de behandeling uitpakt. Hierbij is ook aandacht voor het opsporen van VTE. Het beheer van kankergeassocieerde VTE is een uitdaging. In de loop der jaren is er vooruitgang geboekt en zijn er onderzoeken gepubliceerd die de artsen ondersteunen bij de behandeling van deze patiënten. In haar proefschrift bespreekt Kraaijpoel onder meer veel voorkomende kankergeassocieerde VTE-scenario's en kijkt ze kritisch naar het bewijs om te beslissen over de behandeling.