Overzicht van de promoties, oraties, symposia en bijeenkomsten van Amsterdam UMC, locatie AMC.

18-06
Promotie

Melioidose: een verwaarloosde tropische ziekte
Emma Birnie: ‘Digging for melioidosis - New insights into the epidemiology and pathophysiology’.
De onbekende tropische infectieziekte melioidose moet op de lijst van ‘Verwaarloosde Tropische Ziektes’ van de Wereldgezondheidsorganisatie. Dat bepleit onderzoekster Birnie in haar proefschrift. De ziekte komt vaker voor dan tot nu toe is gedacht.
Melioidose is een tropische infectieziekte die wordt veroorzaakt door de bodembacterie Burkholderia pseudomallei. Mensen die deze bacterie via huid, mond of neus binnenkrijgen, kunnen een longontsteking, bloedvergiftiging of abcessen ontwikkelen. Patiënten hebben vaak een verminderd afweersysteem, ze hebben bijvoorbeeld suikerziekte. Melioidose is voornamelijk gerapporteerd in Noord-Australië en Zuidoost Azië. Een recente modelberekening laat zien dat er wereldwijd jaarlijks 169 duizend mensen melioidose krijgen, van wie meer dan de helft overlijdt.
De onderzoekster laat zien dat de geschatte ziektelast van melioidose veel groter is dan andere al erkende verwaarloosde tropische ziektes. Zo toont Birnie aan dat deze ziekte ook in Afrika voorkomt en beschrijft ze de eerste patiënt in het Centraal-Afrikaanse land Gabon. Volgens Birnie wordt de ziekte vaak te laat gevonden of zelfs niet opgemerkt, laat staan behandeld. Om melioidose onder de aandacht te brengen, heeft de onderzoeksgroep van Birnie samen met de Wereldgezondheidsorganisatie het eerste Afrikaanse Melioidose Congres georganiseerd in Nigeria. Op dit moment loopt onderzoek in welke mate deze ziekte voorkomt in Nigeria, zowel in de grond als in mensen.
Er bestaat nog geen goedwerkend vaccin tegen melioidose. Birnie doet hier onderzoek naar. Bij muizen lijkt een vaccin te werken, maar er moeten nog veel stappen worden gezet voordat het daadwerkelijk aan mensen kan worden gegeven.
Promotores: prof. dr. W.J. Wiersinga en prof. dr. M.P. Grobusch
Plaats en tijd: Agnietenkapel 10.00 uur

18-06
Promotie
Minder vet in het bloed
Ramya Preethi Surendran: ‘Molecular metabolism underlying hypertriglyceridemia: from bench to bedside’.

Bij hypertriglyceridemie bevat het bloed teveel van een bepaald type vetten. Dit komt voor bij mensen met diabetes type-2. Surendran onderzocht twee eiwitten die betrokken zijn bij de stofwisseling van deze vetten: glycosylfosfatidyl inositol HDL bindend eiwit (GPIHBP1) en sulfatase 2 (SULF2). Zij ontdekte dat door bepaalde veranderingen in GPIHBP1 het eiwit zijn functie verliest, waardoor hypertriglyceridemie ontstaat. Daarnaast toonde ze aan dat het eiwit bij diabetes type-2 ontregeld is. Mogelijk ligt dit ten grondslag aan de hypertriglyceridemie bij mensen met diabetes type-2.
Hypertriglyceridemie bij mensen met diabetes type-2 diabetes is een belangrijke factor voor het verhoogde risico op cardiovasculaire aandoeningen. Surendran gaat in haar proefschrift in op de onderliggende biochemische processen die de hypertriglyceridemie bij deze groep kunnen verklaren.
Het andere eiwit dat centraal staat in het proefschrift van Suredran, SULF2, is belangrijk voor het verwijderen van vetten uit het bloed. De promovenda toonde aan dat een bepaalde genetische variant van SULF2 geassocieerd is met minder SULF2 eiwit en dat bepaalde vetten dan beter afgebroken worden. Ingrijpen op SULF2 is mogelijk interessant bij het ontwikkelen van een behandeling voor diabetes type-2.
De huidige strategieën tegen diabetes type-2 zijn gericht op leefstijl, verandering van dieet en medicatie. Het blijkt lastig voor mensen met diabetes type-2 en hypertriglyceridemie om alleen met het aanpassen van de leefstijl – meer bewegen en gezonder eten – het niveau van deze vetten te laten afnemen tot de aanbevolen waarde. Het ontwikkelen van nieuwe medicijnen is daarom zinvol.
Promotor:
prof. dr. M. Nieuwdorp
Copromotor: dr. ir. G.M. Dallinga-Thie
Plaats en tijd: Agnietenkapel 12.00 uur

18-06
Promotie
Beter onderzoek naar buikaneurysma
Hamid Jalalzadeh: ‘Abdominal aortic aneurysms. The quest for meaningful biomarkers and opportunities to improve surgical care.’
De huidige beschikbare biomarkers kunnen de groei en scheuring van de aorta in de onderbuik (aneurysma) niet voorspellen. Een complicatie bij een gescheurd bloedvat in de buik is een plotselinge levensbedreigende aandoening door een ernstige acute ontsteking in de buik (darmischemie). Dit komt nog steeds veel voor en kan vroegtijdig worden voorspeld met endoscopie.
Dit concludeert Jalazadeh in zijn proefschrift over methoden hoe een aneurysma in de buik tijdig kan worden opgespoord en hoe de chirurgische behandeling beter kan. De onderzoeker stelt verder dat littekenbreuken kunnen worden voorkomen door uit voorzorg matjes te plaatsen bij open operaties van een aneurysma.
Jalazadeh bekeek ook hoe het wetenschappelijk onderzoek naar deze aandoening beter kan. Hij heeft samen met het LUMC een biobank opgericht waarmee gerichter onderzoek mogelijk is naar het ontstaan en het beloop van een aneurysma in de buik.
Promotor: prof. dr. R. Balm
Copromotor: dr. M.J.W. Koelemay
Plaats en tijd:
Agnietenkapel 14.00 uur

19-06
Promotie
Het gebruik van data uit biomedisch onderzoek
Xiang Zhang: ‘Studies with High Dimensional Omics Data: Pathways, Networks and Statistical Analysis’.
Dit proefschrift behandelt hoe met statistische analyses data uit biomedisch onderzoek kunnen worden vertaald naar kennis. Om de beste conclusies uit verzamelde data en bestaande kennis te verkrijgen, dienen er logische keuzes gemaakt worden tijdens de statistische analyse. De vragen “wat zijn data in biomedisch onderzoek?” en “hoe kunnen we bestaande kennis introduceren in een statistische analyse?” staan centraal in het onderzoek van Zhang.
Promotores: prof. dr. A.K. Groen en prof. dr. A.H. Zwinderman
Plaats en tijd: Aula 11.00 uur

19-06
Promotie
De tuberculose-epidemie beter beheersen
Sabine Bélard: ‘Tuberculosis in South and Central Africa: Understanding Epidemiology – Improving Diagnosis and Management’.
Point-of-care-echografie, waarbij een arts echografie verricht met een draagbaar apparaat op de plek waar de patiënt zich bevindt, draagt bij aan een tijdige diagnose, behandeling en controle van tuberculose bij kinderen. Dit is een van de conclusies in het proefschrift van Bélard over de mogelijkheden om tuberculosepatiënten in Zuid-Afrika en Centraal-Afrika beter te diagnosticeren en te behandelen.
De promovenda keek naar het ziektepatroon van tuberculose en naar de lokale epidemiologie. Aan de hand daarvan identificeerde ze de voordelen van point-of-care echografie. Het gebruik hiervan voor een tijdige diagnose wordt nu verder onderzocht bij Afrikaanse en Europese kinderen met een verdenking op tuberculose.
Tevens identificeerde de promovenda aanknopingspunten over hoe de tuberculose-epidemie in Gabon efficiënt gecontroleerd kon worden. Met de epidemiologische gegevens uit Gabon is een lokale infrastructuur ontwikkeld en opgezet voor het diagnosticeren en behandelen van multi-drug resistente tuberculose.
Promotores:
prof. dr. M.P. Grobusch en prof. dr. H.J. Zar
Copromotor:
prof. dr. M. van Vugt
Plaats en tijd: Aula, 13.00 uur

20-06
Promotie
Betere voorspelling herseninfarct bij sikkelcelziekte
Lena Vaclavu: ‘Haemodynamic MRI in Sickle Cell Disease’.
Met nieuwe MRI-metingen van de bloedsomloop in de hersenen valt in volwassenen patiënten met sikkelcelziekte te voorspellen of ze een verhoogd risico hebben op een herseninfarct. Dit stelt promovenda Vaclavu in haar proefschrift over het gebruik van ‘hemodynamische MRI’ om de bloed- en zuurstofvoorziening van de hersenen bij patiënten met sikkelcelziekte te meten.
Sikkelcelziekte is een erfelijke vorm van bloedarmoede waardoor hemoglobine, de stof die zuurstof in het bloed vervoert, gaat klonteren. De rode bloedcellen krijgen de vorm van een sikkel of een halve maan. Deze geklonterde cellen kunnen kleine bloedvaten afsluiten wat samen met chronische bloedarmoede leidt tot ernstige schade aan organen. De kans op een herseninfarct neemt toe als er niet genoeg zuurstof naar het brein kan worden vervoerd. Anders dan bij kinderen is de kans daarop bij volwassen patiënten moeilijk te voorspellen.
In dit proefschrift worden verschillende MRI-technieken toegepast om de bloedstroom in de hersenen te meten bij sikkelcelziekte. De promovenda laat zien dat de hersenvaten dan wijder zijn en de bloedstroomsnelheid sterk verhoogd is. Er is een grote behoefte aan zuurstof die door de chronische bloedarmoede minder goed vervoerd kan worden. Ook blijkt dat de reservecapaciteit (de mate waarin de zuurstoftoevoer nog kan worden verhoogd) lager is bij patiënten met verlaagd hemoglobine en met hemolyse (waarbij bloedcellen sneller stuk gaan).
Minder reservecapaciteit leidt ertoe dat deze patiënten gevoelig zijn voor de gevolgen van zuurstoftekort. Infarcten die geen symptomen veroorzaken, zogenaamde ‘stille infarcten’, kwamen bij 81 procent van de patiënten voor en het vaakst op plekken waar het bloed vertraagd aankomt. De bevindingen van Vaclavu tonen aan dat hoewel deze patiënten nooit een herseninfarct hebben gehad, er toch veel verschillende aanpassingen in het brein van sikkelcel-patiënten hebben plaatsgevonden die samenhangen met een verhoogd risico op een infarct.
Promotores:
prof. dr. ir. A.J. Nederveen en prof. dr. E.T. van Bavel
Copromotores: prof. dr. B.J. Biemond en prof. dr.C.B.L.M. Majoie
Plaats en tijd: Agnietenkapel 10.00 uur

20-06
Promotie
Minder belastende bloedverdunners
Hayang Yang: ‘Prevention of thromboembolism in adults with congenital heart disease’.
Het gebruik van een nieuw type bloedverdunners (te weten: NOACs of non-vitamin K antagonists) bij aangeboren hartaandoeningen levert grote voordelen op voor de patiënt ten opzichte van de ‘oude’ bloedverdunners. De recent geïntroduceerde bloedverdunners lijken daarbij net zo veilig en effectief als de oude.
Patiënten met een aangeboren hartafwijking die bloedverdunners gebruiken, moeten vaak wekelijks of soms zelfs dagelijks bloed prikken voor controle. Bij dit nieuwe type bloedverdunners is dat niet zo vaak nodig, waardoor de patiënt veel minder medisch belast is. Juist voor deze groep, die al vanaf jonge leeftijd ‘last’ heeft van zijn ziekte en de daarbij behorende controles, is het verminderen van de medische last een voordeel.
Promotor: prof. dr. B.J.M. Mulder
Copromotor: dr. B.J. Bouma
Plaats en tijd: Agnietenkapel 12.00 uur

20-06
Promotie
Het uitscheiden van eiwitten in de bloedbaan
Maaike Schillemans: ‘Weibel-Palade body logistics; express delivery in the vasculature’.
Endotheelcellen bekleden de binnenwand van onze bloedvaten. Ze hebben een aantal belangrijke functies, zoals het reguleren van de bloedstolling en ontstekingen. Om dat te kunnen doen ligt er in de endotheelcellen een cocktail klaar van stoffen, opgeslagen in kleine blaasjes met de naam Weibel-Palade bodies (WPBs).
De inhoud van die blaasjes bestaat voornamelijk uit het stollingseiwit von Willebrand factor (VWF). Als een bloedvat schade oploopt, dan wordt de inhoud van de kleine blaasjes uitgescheiden in de vaatholte. Dat gebeurt met een proces van exocytose: het membraan van de blaasjes versmelt met de celwand, waardoor de inhoud van de blaasjes in de bloedbaan komt.
Uit het onderzoek van Schillemans blijkt dat bepaalde type SNARE-eiwitten betrokken zijn bij de uitscheiding van het eiwit von Willebrand factor uit endotheelcellen doordat ze invloed hebben op de kleine blaasjes in de cel. Dit ontdekte Schillemans in haar studie naar de moleculaire mechanismen die een rol spelen bij dit proces van uitscheiding door endotheelcellen.
Hoe beter wetenschappers dit soort processen doorgronden, hoe beter ze de achterliggende mechanismen begrijpen van bloedstolling, bloedingsziekten en stollingsziekten, zoals von Willebrand disease. Op termijn kan deze kennis bijdragen aan het vinden van aanknopingspunten om dit soort ziekten te behandelen.
Promotor: prof. dr. J.J. Voorberg
Copromotores:
dr. R. Bierings
Plaats en tijd: Agnietenkapel 14.00 uur

21-06
Promotie
Essentiële afweermechanismen beter in kaart
Alexander de Porto: ‘The role of Bruton’s tyrosine kinase and the spleen in host defense against bacterial pathogens. Two essential gears in the immune clockwork’.

De Porto heeft ontdekt dat een bepaald signaleringseiwit essentieel is in de afweerreactie tegen de twee meest belangrijke bacteriële verwekkers van longontsteking. Hij heeft aangetoond dat, in tegenstelling tot het heersende dogma, dit eiwit in cellen van het aangeboren afweersysteem van belang is voor de vroege afweer tegen deze bacteriën
De Porto heeft gekeken naar de rol van het signaleringseiwit Bruton’s tyrosine kinase (Btk) in de afweerreactie tegen bacteriën die longontsteking en sepsis veroorzaken. Hij deed zijn onderzoek met muizen. De resultaten geven meer inzicht in de complexiteit van de afweerreactie tijdens longontstekingen en sepsis. Daarnaast kunnen de resultaten uit dit onderzoek mogelijk verklaren waarom patiënten met mutaties in het Btk-gen en kankerpatiënten die behandeld worden met een Btk-remmer erg vatbaar zijn voor infecties.
Het tweede deel van De Porto’s onderzoek richt zich op de vraag wat de beste methode is om het functioneren van de milt van de mens in kaart te brengen. Het doel is om patiënten met een verminderde miltfunctie, die vatbaar zijn voor bepaalde infecties, op te kunnen sporen. Veel ziekten hebben een verminderde miltfunctie tot gevolg wat leidt tot een verhoogde vatbaarheid voor infecties. Dit onderzoek brengt een betrouwbare en simpele meetmethoden dichterbij om mensen met een verminderde miltfunctie te identificeren.
Promotor:
prof. dr. T. van der Poll
Copromotores: dr. A.F. de Vos en dr. C. van ’t Veer
Plaats en tijd:
Agnietenkapel 10.00 uur

21-06
Promotie
Wel koorts maar geen malaria
Francois Kiemde: 'Febrile diseases in young children in Burkina Faso: Etiologies and value of rapid diagnostic test in primary healthcare settings'.
Kiemde heeft onderzocht of sneltesten voor malaria voldoende werkzaam zijn. Ook keek hij wat de oorzaak kan zijn van koorts bij kinderen onder de vijf jaar in het West-Afrikaanse land Burkina Faso als ze geen malaria blijken te hebben. Hij bracht verder in kaart of en wanneer kinderen met koorts antimalariamiddelen kregen of antibiotica, en hij onderzocht of dit terecht was.
In sub-Sahara Afrika komt koorts bij kinderen onder de vijf jaar veel voor. Met de komst van sneltesten voor malaria krijgt een deel van deze kinderen nu eerder behandeling. Echter, een groot deel van de kinderen test negatief op malaria. In landen als Burkina Faso zijn er nauwelijks andere testen voorhanden om te kijken wat de koorts bij het kind dan wel veroorzaakt. Kiemde vond daarbij dat een groot deel van de sneltesten een vals positieve uitslag gaf. Dat betekent dat de kindjes vaker dan nodig malariamiddelen voorgeschreven kregen.
Omdat er een groot gebrek is aan juiste diagnostiek bij koortssymptomen schrijven artsen antibiotica voor aan deze kinderen, ook als ze geen malaria hebben. Dit vergroot het risico op resistentie en de achterliggende oorzaak van de koorts wordt niet gevonden. Daarbij pakt antibiotica alleen bacteriële infecties aan en worden virale infecties niet opgelost.
Kiemde pleit voor een sneltest die de artsen kan helpen om onderscheid te maken tussen een virale-, bacteriële- of malaria-infectie.
Promotores: prof. dr. M. Boele van Hensbroek en prof. dr. H. Tinto
Copromotores: dr. H.D.F.H. Schallig en P.F. Mens
Plaats en tijd: Agnietenkapel 12.00 uur

21-06
Promotie
Verschillen in trombose bij man en vrouw
Luuk Scheres: ‘Sex, Hormones & Clots: sex-specific mechanisms and women-specific models for risk assessment & management in thrombosis’.
Bij vrouwen komt een veneuze trombose (een bloedstolsel in een bloedvat) vaker voor in de longen dan bij mannen. Bij hen zit het vaker in het been. Ook blijkt dat oestrogeen bij transvrouwen een grotere stollingsneiging geeft, waardoor zij een verhoogd risico hebben op trombose. Dat geldt zowel voor oestrogeen die van nature in het lichaam voorkomt, als voor oestrogeen door het slikken van de pil. Dit ontdekte Scheres in zijn studies naar seksespecifieke verschillen bij de onderliggende mechanismen van trombose.
Met zijn onderzoek wil Scheres de risicoschattingen voor trombose verbeteren en vrouwspecifieke voorspellers voor trombose identificeren. De promovendus schrijft dat een hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap en zwangerschapsvergiftiging belangrijke voorspellers zijn voor het risico op veneuze trombose, ook op de lange termijn. Bij trombose van bepaalde bloedvaten (arteriën) bestaat al een overvloed aan voorspelmodellen. Maar vrouwspecifieke voorspellers worden daarin zelden meegenomen. De promovendus vindt het de hoogste tijd om de toegevoegde waarde van deze voorspellers te onderzoeken. In het laatste deel van zijn proefschrift gaat Scheres in op het management van trombose en trombofilie bij vrouwen.
De resultaten in dit proefschrift onderstrepen het belang van aandacht voor de verschillen in hart- en vaatziekten bij mannen en vrouwen. Ook is het zinvol om binnen unieke seksegebonden situaties, zoals bijvoorbeeld de zwangerschap, onderzoek te doen naar behandelingen en uitkomsten. Het onderzoek van Scheres is gesubsidieerd door de Nederlandse Hartstichting.
Promotores:
prof. dr. S. Middeldorp en prof. dr. S.C. Cannegieter
Copromotor: dr. W.M. Lijfering
Plaats en tijd:
Agnietenkapel 14.00 uur

21-06
Oratie
Drugs en genen
Ter gelegenheid van haar benoeming tot bijzonder hoogleraar Genetics in Psychiatry houdt prof. Karin Verweij haar oratie, getiteld Drugs and Genes.
Hoewel de negatieve gevolgen van middelengebruik algemeen bekend zijn, drinken veel mensen alcohol, roken ze sigaretten of gebruiken ze andere drugs. Het is belangrijk om te weten waarom sommige mensen wel en anderen niet beginnen met het gebruik van middelen en waarom een deel van de gebruikers verslaafd raakt.

In haar oratie beschrijft Verweij de rol die genen hierin spelen. Met tweelingonderzoek is aangetoond dat nagenoeg alle menselijk gedrag erfelijk is; dit geldt dus ook voor verslaving. Dankzij recente ontwikkelingen binnen de genetica zijn de eerste genen geïdentificeerd voor roken, alcoholgebruik en cannabisgebruik.
Maar de zoektocht naar genetische kwetsbaarheid is nog lang niet voltooid; met grotere steekproeven en nieuwe methoden en technieken hopen genetici in de toekomst de genetische kwetsbaarheid voor psychiatrische problematiek steeds verder te ontrafelen. Verweij vertelt in haar oratie hoe genetisch onderzoek kennis over comorbiditeit (het tegelijkertijd voorkomen van twee of meer aandoeningen of stoornissen bij één persoon), middelengebruik en psychiatrische problematiek kan vergroten. Verder laat ze zien hoe het samenbrengen van evolutionaire theorieën en genetische methodologie tot nieuwe inzichten kan leiden. Daarnaast zet ze het belang uiteen van de vertaalslag van fundamenteel genetisch onderzoek naar de klinische praktijk. 
Plaats en tijd: Aula 16.00 uur

25-06
Promotie
Overgevoelige darm bij prikkelbaar darm syndroom
Sophie van Diest: 'The Pain behind Visceral Hypersensitivity in IBS'.
Van Diest onderzocht de achterliggende mechanismen van mestcel-activatie (mestcellen zijn belangrijk voor het immuunsysteem) bij door stress veroorzaakte overprikkelde darmklachten. Ze keek daarbij naar mogelijke aanknopingspunten voor medicatie tegen buikpijnklachten bij IBS (prikkelbaar darmsyndroom, ziekte van Crohn).
Promotor: prof. dr. W.J. de Jonge
Copromotor: dr. R.M.J.G.J. van den Wijngaard
Plaats en tijd:
Agnietenkapel 12.00 uur

25-06
Promotie
Beste behandeling bij enkelverzwikkingen
Gwendolyn Vuurberg: ‘Management of lateral ankle injuries: a multidimensional approach’.
Wie zijn enkel verzwikt, houdt vaak last van een chronisch instabiele enkel. Om die kans te verkleinen zouden artsen bij een enkelverzwikking allereerst een botbreuk moeten uitsluiten. Na vier tot vijf dagen kan de arts onderzoeken of de enkelbanden beschadigd zijn. Daarna kan de enkel het best behandeld worden met een brace in combinatie met oefentherapie. De arts moet dan eerst eventuele risicofactoren, zoals gewicht en stabiliteitsproblemen, inventariseren en waar mogelijk wegnemen. Pas als dit geen effect heeft, kan de arts de enkel stabiliseren met een operatie. Dit adviseert Vuurberg in haar proefschrift over de verschillende behandelingen bij een verzwikte enkel.
Vuurberg beschrijft operatieve ingrepen en niet-chirurgische behandelingen. Ze bracht risicofactoren voor het ontwikkelen van enkelinstabiliteit in kaart. Op basis daarvan kan een risicoanalyse-model worden ontwikkeld. Daarmee kunnen patiënten in de toekomst beter worden onderverdeeld in groepen met een hoog of laag risico op enkelinstabiliteit en restklachten. Met die onderverdeling en op basis van verder onderzoek kan een arts de best passende behandeling kiezen en de patiënt doelmatiger behandelen, zodat die niet onnodig lang met klachten rondloopt.
Nog steeds krijgen patiënten die hun enkel verzwikken af en toe gips aangemeten. Dit wordt in de geüpdatete richtlijn afgeraden, omdat een brace tot betere resultaten leidt. Mocht een arts toch kiezen voor gips, dan mag dit er maximaal tien dagen omheen zitten, aldus de promovenda.
Promotores: prof. dr. C.N. van Dijk en prof. dr. G.M.M.J. Kerkhoffs
Copromotores: prof. dr. M. Maas en dr. ir. L. Blankevoort
Plaats en tijd: Agnietenkapel 14.00 uur

26-06
Promotie
De complexiteit van liesblessures
Robert Langhout: The complexity of groin injury. In search of the injury mechanism'.

Liesblessures komen bij Nederlandse vrouwen amateurvoetballers vaker voor dan verwacht en dat is even hoog als bij mannelijke profvoetballers. Voetballers met eerdere liesblessures hebben een grote kans dat de blessure terugkomt en chronisch wordt. Voetballers met frequente, langdurige en/of liesblessures die rust nodig hebben, hebben de hoogste kans op terugkeer en ernstige lies-gerelateerde problemen. Langdurige enkel-, knie-, bovenbeen- en schouderblessures in het vorige seizoen zijn sterke risicofactoren voor een liesblessure, die zo ernstig is dat de speler enige tijd niet kan voetballen.
Resterende functiestoornissen van eerdere blessures kunnen de biomechanica van de voetbaltrap veranderen waardoor de kans toeneemr op liesblessures tijdens schieten. Twee betrouwbare nieuwe sportspecifieke onderzoektesten toonden aan dat de actieve bekkenkanteling verminderd is bij atleten met liesblessures. Manuele therapie en gerichte interventies om resterende functiestoornissen van eerdere blessures en sportspecifieke functiestoornissen te herstellen, verdienen een plaats bij blessurepreventie. Vanuit preventief oogpunt blijkt het screenen van de beweeglijkheid van de heup (heup-ROM) niet zinvol.
Promotor: prof. dr. G.M.M.J. Kerkhoffs
Copromotores:
dr. J.H. Stubbe en dr. I.J.R. Tak
Plaats en tijd: Aula 11.00 uur

27-06
Promotie
Aanmaak van bloedcellen in beenmerg

Marieke Goedhart: ‘The Vascular Bone Marrow Niche as Immunological and Hematopoietic Hotspot’.
Het beenmerg is een zacht en goed doorbloed weefsel waar alle bloedcellen worden geproduceerd (hematopoiese). Aan de basis van dit proces staan hematopoietische stamcellen die een lange levensduur hebben. Zij zorgen voor nakomelingen door zich af en toe te delen; deze nakomelingen kunnen zich vervolgens ook delen en differentiëren in alle soorten bloedcellen (onder andere witte en rode bloedcellen). In het beenmerg bevinden zich speciale ‘niches’ die de hematopoietische stamcellen ondersteunen zodat ze gedurende het hele leven behouden blijven.
In deze promotie is de rol onderzocht van de vasculaire beenmerg niche in de positionering van T-cellen in het beenmerg, als ook de migratie van hematopoietische stam- en voorloper cellen naar het beenmerg. Daarnaast heeft Goedhart bestudeerd in hoeverre de vasculaire beenmerg niche in staat is om hematopoiese te ondersteunen tijdens ontsteking, en in hoeverre zij in staat is ontstekingssignalen te vertalen naar veranderingen in de bloedcelproductie. Dit proefschrift beschouwt de vasculaire beenmerg niche als immunologische en hematopoietische hotspot.
Promotor: prof. dr. C.E. van der Schoot
Copromotores:
dr. M.A. Nolte en dr. C. Voermans
Plaats en tijd: Agnietenkapel 10.00 uur

27-06
Promotie
Succesvol invoeren elektronisch patiëntendossier
Erik Joukes: ‘Implementing structured data in Electronic Health Records.’
Hoe zorgverleners het effect van een nieuw Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) beleven verschilt per type centrum. Het maakt uit of de zorginstelling daarvóór al werkte met een EPD, met een papieren dossier of met een eenvoudig EPD. De invoering wordt niet op alle aspecten als een vooruitgang ervaren en de verwachtingen zijn niet voor iedereen uitgekomen. Ook blijkt dat de documentatielast na de invoering van een EPD iets toeneemt.
Tot deze conclusies komt Joukes die onderzoek deed naar de effecten van het implementeren van een gestructureerd en gestandaardiseerd elektronisch patiëntendossier. De promovendus geeft in zijn proefschrift een model dat de onderliggende aspecten en belangrijkste succesfactoren beschrijft voor de adoptie van het gestructureerd vastleggen van gegevens door zorgprofessionals. De succesfactoren zijn anders voor centra die al eerder met een EPD werkten, vergeleken met centra die een papieren dossier of eenvoudig EPD gebruikten.
De studie van Joukes biedt handvatten voor organisaties die een nieuw EPD willen invoeren, of de adoptie van gestructureerd vastleggen van gegevens willen verhogen. De promovendus wijst erop dat de invoering succesvoller verloopt als verstandig wordt omgegaan met de nu bekende problemen.
Promotores: prof. dr. N.F. de Keizer en prof. dr. A. Abu-Hanna
Copromotores:
dr. ir. R. Cornet en prof. dr. M.C. de Bruijne
Plaats en tijd:
Agnietenkapel 12.00 uur

27-06
Promotie
Handhygiëne zorgpersoneel laat te wensen over
Maryam Soltanipoor: ‘Irritant contact dermatitis. A strategy for prevention in Dutch health care workers’.
De huid van zorgverleners wordt dagelijks blootgesteld aan ‘nat werk’. Het veelvuldig werken met zeep en crèmes bij het verzorgen van patiënten kan leiden tot contacteczeem (CE) en vooral tot handeczeem (HE). Als de ziekte chronisch wordt, heeft dat grote gevolgen, zoals arbeidsongeschiktheid, arbeidsverzuim en productieverlies. Dit leidt tot hoge kosten voor de werkgevers en de maatschappij.
Volgens Soltanipoor is een andere vraag of HE een risico is voor de patiëntveiligheid. De huid van de zorgverlener is gevoeliger voor infecties. Ook mijden zorgverleners soms de middelen om de handen te desinfecteren met een groter risico op overdracht van infecties op de patiënten.
Volgens de promovenda zijn er veel richtlijnen die beschrijven hoe de huid van zorgpersoneel adequaat moet worden verzorgd. Het uitgangspunt is de indifferentie therapie. Daarbij is het uitgangspunt alleen verzorgende en geen geneesmiddelen bevattende crèmes te gebruiken. De onderzoekster constateert dat het gebruik van dergelijke crèmes onder zorgverleners vrij laag is. Ze pleit voor gedragsveranderingen en realiseert zich dat dit een uitdagende taak is.
In haar onderzoek heeft Soltanipoor een strategie ontwikkeld om handverzorging bij zorgverleners te bevorderen. Ze volgde elektronisch het gebruik van crèmes en gaf feedback aan het personeel. Dit leidde tot een betere naleving van de handhygiënerichtlijn. Ook heeft ze onderzoek gedaan naar veel gebruikte irriterende middelen en het effect daarvan op de huid bestudeerd.
Promotores: prof. dr. J.K. Sluiter en prof. dr. T. Rustemeyer
Copromotor: dr. S. Kezic
Plaats en tijd:
Agnietenkapel 14.00 uur

28-06
Promotie
Hoe de zenuwen darmen beinvloeden
Rose Willemze: 'Connecting innervation and intestinal inflammation'.
Willemze toont in haar proefschrift aan dat de zogenaamde T-cellen (bepaalde afweercellen) naast zenuwen een belangrijke rol spelen bij het in stand houden van een gezond, goed functionerend afweersysteem in de darm. Daarnaast laat ze zien dat met name het sympathische zenuwstelsel ontstekingsremmend werkt. Tot slot liet zij in een studie naar de invloed van bètablokkers op het beloop van een chronische darmontsteking (IBS) zien dat dit verband tussen zenuwen en afweercellen ook bij mensen (dus niet alleen in dierproeven) van belang is.
Onderzoek heeft inmiddels onomstotelijk vastgesteld dat het afweersysteem en het zenuwstelsel elkaar beïnvloeden. Toch hebben klinische toepassingen die gebruik maken van deze kennis wisselend effect. Dit komt doordat onderzoekers nog onvoldoende begrijpen hoe deze interactie precies werkt. Ook blijkt dat er verschillende effecten zijn per ziektebeeld en stadium van de ziekte. Dit proefschrift draagt bij aan de kennis omtrent deze interactie.
Promotores: prof. dr. W.J. de Jonge
Copromotor: dr. J.E. Seppen
Plaats en tijd: Aula 11.00 uur

28-06
Promotie
Meer kennis over nierziekten
Diba Emal: ‘Damage-associated Molecular Patterns, Commensals and Pathogens in Renal Pathology’.
Het geneesmiddel tacrolimus remt bepaalde onderdelen van het afweersysteem en schaadt daarmee de afweerreactie tijdens een urineweginfectie. Dit concludeert Emal in haar proefschrift. Zij deed onderzoek naar de pathologie van verschillende nierziekten: chronisch en acuut nierletsel en urineweginfectie. Haar onderzoek is vooral toepasbaar voor niertransplantatiepatiënten.
Emal keek ook naar de rol van bloedplaatjes bij ischemie/reperfusieschade, de weefselschade die kan ontstaan bij de uitname en transplantatie van een nier waardoor het weefsel een periode niet doorbloed is en daarna weer herstelt. Ze ontdekte dat uitputting van de darmmicrobiota beschermt tegen nierischemie/reperfusieschade, onder andere door het aantasten van macrofagen in de nieren. Ook zag ze dat DNA dat vrijkomt uit de cellen bijdraagt aan ischemische nierreperfusieschade doordat het bloedplaatjes activeert. Promotores: prof. dr. S. Florquin en dr. M.C. Dessing
Copromotor: dr. J.C. Leemans
Plaats en tijd: Aula 13.00 uur

28-06
Promotie
De genetische opmaak van verslaving aan roken en alcohol
Andries Marees: ‘The Genetic Architecture of Substance Use’.
Marees heeft onderzocht wat de genetische basis is van middelengebruik/verslaving. Hij wilde achterhalen welke genetische varianten een rol spelen in de kwetsbaarheid om verslaafd te raken. Meer specifiek kijkt hij naar de rol van zeldzame genetische varianten en via welke mechanismen ze hun effecten uitoefenen.
Hij concludeert dat bij alcohol- en tabaksgebruik zeldzame genetische varianten geen grote rol spelen. De variatie in middelengebruik wordt voor een aanzienlijk deel beïnvloed door varianten die de genexpressie in nabijgelegen genen beïnvloeden. Echter, deze genen zijn veelal niet de meest nabijgelegen genen van de desbetreffende varianten.
Daarnaast heeft Marees onderzocht hoe middelengebruik op een genetisch niveau samenhangt met psychiatrische stoornissen en socio-economische status (SES). Daaruit blijkt dat de eerder gevonden genetische correlaties tussen psychiatrische en middelengebruik gerelateerde eigenschappen/stoornissen voor een aanzienlijk deel gemedieerd wordt door SES.
De kwetsbaarheid voor middelengebruik en verslaving is voor een groot deel erfelijk bepaald (50 procent). Het is daarom duidelijk dat genen ons veel kunnen vertellen over de onderliggende biologie. Deze kennis kan vervolgens helpen in de ontwikkeling van nieuwe medicijnen en preventie methoden. Dit proefschrift heeft nieuwe inzichten gegeven in welke genen een rol spelen en via welke biologische mechanismen ze hun effect uitoefenen.
Promotores:
prof. dr. E.M. Derks en prof. dr. W. van den Brink
Copromotores: dr. F. Vorspan en dr. E.R. Gamazon
Plaats en tijd:
Agnietenkapel 12.00 uur