Een ongezonde leefstijl ligt aan de basis van meer dan de helft van alle zorgvragen. “De neiging is dan om mensen op te voeden: als ze weten wat goed voor ze is, gaan ze hun gedrag vanzelf wel aanpassen, is de gedachte. Maar zo werkt het in de praktijk niet.” Coosje Dijkstra en Wilma Waterlander, beiden universitair docent bij de afdeling Public and Occupational Health, lieten in hun presentatie aan de wethouder zien waarom: “Uit studies is bijvoorbeeld gebleken dat maar liefst 80 procent van het voedselaanbod in Amsterdamse supermarkten en andere voedselaanbieders ongezond is. In zo’n context kunnen we de verantwoordelijkheid om gezonde keuzes te maken niet bij de individuele burger neerleggen. We moeten het hele systeem onder de loep nemen en met alle betrokken partijen samen naar een pakket aan oplossingen zoeken.”
1.000 dagen
Een dergelijke netwerkaanpak staat centraal in het landelijk programma Kansrijke Start van VWS. Tessa Roseboom, hoogleraar Vroege ontwikkeling en gezondheid bij Amsterdam UMC, heeft het mee geïnitieerd en geschreven. “In alle Nederlandse gemeenten bouwt een netwerk van professionals en organisaties aan een coalitie voor een goede start voor elk kind.” De eerste 1.000 dagen van een mensenleven zijn cruciaal, schetste Roseboom bij het bezoek van wethouder Scholtes. “Het wetenschappelijk bewijs daarvoor is overweldigend. In de periode van de bevruchting tot de tweede verjaardag wordt het fundament gelegd. In geen enkele andere fase van het leven worden zoveel biologische mijlpalen bereikt.” En dat niet alleen: “Economisch onderzoek laat zien dat investeringen in de vroegste menselijke ontwikkeling het meeste rendement opleveren. Het voorkómen van ziekten is effectiever, goedkoper en ook eerlijker dan proberen te repareren wat in die eerste fase al misging.”
Gezonde start
Wat hebben ouders nodig om hun kinderen die gezonde start te geven? In het Food4Smiles-onderzoek, uitgevoerd in Amsterdam Nieuw-West, is het volledige netwerk en het systeem rondom ouders in kaart gebracht. Dijkstra: “Vervolgens zijn activiteiten gerealiseerd met verschillende partijen uit de wijk, zoals een ouder- en kindochtend bij de stadsboerderij en een beweegclub voor jonge moeders. Actiegroepen werkten rond gerichte vragen, zoals: hoe kunnen we het contact tussen formele en informele hulpverlening versterken, want die bleken elkaar te weinig te kunnen vinden. De systeemaanpak is geëvalueerd en de resultaten zijn breed gedeeld.” Om het systeemdenken eenvoudig uit te leggen aan betrokkenen, zijn animaties en stappenplannen ontwikkeld die binnen het LIKE-onderzoek zijn getest. De resultaten van dit onderzoek onder jongeren in Amsterdam-Oost worden volgende week tijdens het eindsymposium bekendgemaakt.
Nieuwe aanvliegroute
“Het gaat er niet om dat we lokale projecten opzetten en zeggen: dit gaan we overal uitrollen”, verduidelijkt Waterlander. “Het gaat erom dat het onderliggende ‘systeemdenken’ de nieuwe aanvliegroute wordt van het preventiebeleid. Dat we de focus verleggen van het individu naar de omgeving en naar het systeem dat die ongezonde omgeving creëert. Want gezonde keuzes maken moet je wel mogelijk gemaakt worden.” Een voorbeeld uit het LIKE-onderzoek: “Sportprojecten hebben nu vaak een looptijd van zes maanden, daarna moeten opnieuw gelden aangevraagd worden. Intussen is de doelgroep weer afgehaakt. Dus in plaats van te denken: ‘om tieners aan het sporten te krijgen, moeten we een toernooi organiseren’, kan het stadsdeel zich beter effectiever richten op een andere financieringsstructuur.”
Honger in de klas
Deze week ging een nieuw ‘systeemonderzoek’ van start in samenwerking met de GGD en de gemeente Amsterdam. Dijkstra: “Het Rijk heeft basisscholen waar veel armoede voorkomt hulp geboden voor het voorzien van schoolmaaltijden. Sommige scholen in de stad maken hier geen gebruik van, terwijl ze wel in aanmerking komen. Wij gaan komend anderhalf jaar onderzoeken waarom dat zo is, wat zij nodig hebben, en ook hoe we ervoor zorgen dat deze budgetten voor gezónde voeding worden ingezet, zodat honger in de klas minder vaak voorkomt.”
De intensieve samenwerking met de gemeente en de GGD is deel van de maatschappelijke missie van Amsterdam UMC, aldus Roseboom: “Het past bij ons - als ziekenhuis dat de superdiverse populatie van de stad Amsterdam en omstreken bedient - om actief bij te dragen aan een betere volksgezondheid. Niet alleen door kwalitatief hoogwaardige zorg te leveren aan degenen die ziek zijn, maar ook door zo veel mogelijk te voorkomen dat mensen zorg nodig hebben. En wel op zo’n manier dat we daarbij niemand in de steek laten.”
Fotografie: Shutterstock (hoofdfoto)