Over boezemfibrilleren
We willen boezemfibrilleren stoppen
‘Boezemfibrilleren is een hartritmestoornis die niet het hele hart treft maar de boezems van het hart. Dit zijn de twee bovenste delen van het hart’, vertelt onderzoeksleider Carol Ann Remme. ‘Die trekken dan snel en onregelmatig samen. Als dat de hele dag doorgaat, heeft dat nadelige gevolgen.’ Boezemfibrilleren is de meest voorkomende hartritmestoornis. Van alle mensen boven de 40 jaar krijgt 25% een keer last van boezemfibrilleren. Naast dat de hartspier oververmoeid kan raken, hebben mensen met boezemfibrilleren een grotere kans op een beroerte. ‘Je kunt bloedverdunners geven maar liever willen we het boezemfibrilleren stoppen.’
Behandeling op maat
‘De bestaande behandelingen zijn niet bij alle patiënten effectief, maar we weten niet goed waarom. Het is daarnaast moeilijk te bepalen waarom iemand boezemfibrilleren krijgt. Het is vaak een combinatie van factoren en het verschilt per patiënt. Ook is het lastig om dit bij patiënten zelf te onderzoeken. Je hebt maar beperkt zicht op wat er aan de hand is in die boezems. Daarom willen wij een model maken om te kunnen bekijken wat er nu exact gebeurt’, geeft Remme aan. 'Met een model bedoel ik dat we in het lab hartspiercellen gaan maken van stamcellen, waarna wij daar weer boezemhartcellen van maken. Vervolgens willen wij het boezemfibrilleren in deze cellen nabootsen. Het uiteindelijk doel is een behandeling op maat. Maar allereerst willen we met het nabootsen de processen van de cel in kaart brengen. Ook willen we een aantal veelvoorkomende risicofactoren testen op het model.’
Van stamcel naar haarcel, van stamcel naar hartcel
'Elke cel is ooit een stamcel geweest, maar is uitgegroeid tot een bepaald soort cel. Een haarcel is een haarcel geworden en een hartcel dus een hartcel. Er is een methode ontwikkeld, waardoor je elke cel kunt terugbrengen naar de oorspronkelijke staat. In een kweekbakje kun je daar weer elk type cel van maken. Dus ook boezemhartcellen.’
Waarom de een wel en de ander niet
‘Het nabootsen van de hartritmestoornis is de eerste stap, daarna kunnen we de effecten van risicofactoren testen, zoals suikerziekte, overgewicht en bepaalde genetische variaties. Uiteindelijk kunnen we patiënt-specifieke stamcellen maken om te kijken wat het verschil is tussen mensen met en zonder boezemfibrilleren en tussen patiënten met een meer of minder ernstige vorm van deze hartritmestoornis. Hierbij kunnen we dan ook het effect van verschillende behandelingsmogelijkheden testen en zo een meer gerichte therapie ontwikkelen. Dit ligt wel wat verder in de toekomst, want het is op dit moment nog heel kostbaar om van veel patiënten stamcellen te maken.’
Eerste stappen
'Het is over het algemeen moeilijk om financiering te krijgen voor het ontwikkelen van dit soort modellen omdat je nog helemaal aan het begin staat. Vaak wordt al gevraagd om eerste resultaten. Dankzij deze financiële steun kunnen we nu de eerste stappen zetten,’ sluit Remme af.
De onderzoekers ontvingen een meerjarige gift van een stichting en van een vermogensfonds waarmee in 2019 een nieuw onderzoek van start is gegaan.
Eerdere berichten in de rubriek 'Onderzoeker vertelt' teruglezen?