Patiënten met ernstig overgewicht die een maagverkleining ondergaan, krijgen behandeldoelen voorgeschoteld die niet realistisch en vaak oneerlijk zijn. Dat stelt bariatrisch chirurg Arnold van de Laar, die vandaag promoveert op de ingreep. Hij heeft een methode ontwikkeld waarmee je objectief kunt vaststellen of iemand na de ingreep voldoende afvalt. “Dat is beter dan valse beloftes en valse hoop.”

Jaarlijks krijgen zo’n 10.000 mensen in Nederland een maagverkleining. Je komt daarvoor in aanmerking bij ernstig overgewicht, een BMI (body mass index) van boven de 35. De ingreep wordt al een halve eeuw gedaan, en is inmiddels veilig en effectief gebleken. Arnold van de Laar en zijn team doen ruim 10 jaar maagverkleiningen – eerst in het voormalige Slotervaartziekenhuis in Amsterdam, tegenwoordig in het Spaarne Gasthuis in Hoofddorp. Hij merkte dat de afvaldoelen waaraan patiënten moeten voldoen na de ingreep, onrealistisch zijn. Dat werkt twee kanten op, toonde hij aan in een studie: “De doelen zijn erg oneerlijk voor mensen die extreem zwaar zijn, terwijl minder zware mensen hiermee overdreven goede resultaten behalen.”

Nooit eerlijk getoetst

Eigenlijk zijn de behandeldoelen al 50 jaar hetzelfde, vertelt de chirurg. Denk hierbij aan algemene regels als: je moet de helft van je overgewicht verliezen, en: je hebt geen diabetes meer. “Veel mensen bereiken dat niet, driekwart van de geopereerde personen heeft daarna nog steeds overgewicht. Maar het overgrote deel is – ook na lange tijd – 20 tot 30 procent lichter dan vóór de ingreep.”

Of dat een goede uitkomst is? “Dit moet je objectief meten”, antwoordt Van de Laar. “Nu is het natte-vinger-werk. De doelen die gesteld worden na zo’n maagverkleining zijn nooit eerlijk getoetst en niet gestoeld op wetenschappelijk bewijs. Terwijl er inmiddels wereldwijd miljoenen mensen geopereerd zijn.” Van de Laar ontwikkelde daarom een nieuwe methode die gebaseerd is op echte uitkomsten. Hiervoor verzamelde hij de gegevens van meer dan 19.000 patiënten die in Nederland, België en de VS een maagverkleining ondergingen.

Afvalcurves

Al die informatie stopte hij in een wiskundig model, dat de data omzette in afvalcurves. “Vergelijk het met de groeicurves die consultatiebureaus gebruiken om te kijken of een kind goed groeit. Op de afvalcurves die ik ontwikkelde, zet je het gewichtsverlies af tegen een landelijk gemiddelde van alle patiënten samen. Zo kun je het gewichtsverlies van mensen die met sterk uiteenlopende startgewichten zijn begonnen tóch vergelijken. En zo kun je uitspraken doen als: deze persoon is gemiddeld, en: deze zit heel laag in de curve, die gaat wat minder goed.”

Teleurgesteld

Met de nieuwe methode kunnen artsen zien hoe het écht gaat met afvallen. Bijkomend voordeel voor de patiënten: “We kunnen van te voren bespreken hoeveel gewichtsverlies ze mogen verwachten. Mensen zijn heel vaak teleurgesteld over het resultaat. Je ziet dat ze naar een privékliniek gaan voor een tweede operatie. Dat leidt tot onnodige risico’s en kosten.”

Van de Laar, die net als diverse andere ziekenhuizen in ons land met het nieuwe model werkt, merkt op zijn spreekuur dat patiënten blij zijn met de accuratere voorspelling van hun gewichtsverlies: “Zij waarderen de eerlijkheid enorm. Tachtig procent had van te voren gehoopt meer te kunnen afvallen, maar gaat de operatie toch doen, ook al weten ze dat er niet meer in zit.”

Titel proefschrift: Analyses of weight loss after bariatric surgery.

Tekst: Irene van Elzakker
Foto: Shutterstock