Best ging in 2010 geneeskunde studeren. Hij wilde neurochirurg worden en koos het Hersentumorcentrum Amsterdam als locatie voor zijn onderzoeksstage. “Om te zien hoe het er in het laboratorium aan toe gaat, wilde ik daar al vroeg als student aan de slag. Ze waren er bezig met het opsporen van kanker in bloedplaatjes.”
Het onderzoek greep hem. Uiteindelijk mocht Best meedoen aan een speciaal programma waarbij je parallel aan je geneeskundestudie en coschappen je PhD-traject ingaat. “We gingen op zoek naar veranderingen in het genetisch materiaal van bloedplaatjes van patiënten met kanker. Mensen zeiden tegen ons: dit is een long shot, pure tijdverspilling. Maar in 2015 stonden we op zowat elke voorpagina van de dagbladen. We hadden aangetoond dat je zes soorten kanker kunt opsporen in een druppel bloed. Inmiddels kunnen we dit bij achttien soorten.”
Het onderzoek mondde uit in een proefschrift. De dag dat Best promoveerde, stond een van de publicaties uit zijn dissertatie – over hersentumoren – op de cover van het gerenommeerde vakblad Cell Reports Medicine.
Eigen onderzoekslijn
En nu? “Vorig jaar ben ik begonnen aan de opleiding tot neurochirurg. Daarnaast zet ik een eigen onderzoekslijn op. Het is belangrijk om als arts te snappen waar het probleem precies zit bij een bepaalde ziekte. Zodat je als onderzoeker je studies zo kan ontwerpen dat ze het beste resultaat geven voor de patiënt.”
Tekst: Irene van Elzakker
Foto: Mark Horn
Dit artikel verscheen in het oktobernummer van ons populair-wetenschappelijke tijdschrift Janus.