Bij de 602 mensen die met een infectie in het ziekenhuis terechtkwamen, was al bij aanvang van de studie te zien dat ze minder butyraatproducerende bacteriën in hun microbioom hadden. Butyraat is een klein vetzuur waarvan bekend is dat het een positieve invloed heeft op het immuunsysteem van muizen. Ook is eerder gezien dat mensen met ernstige infecties minder van deze bacteriën hebben. “Maar we wisten niet of de minder gezonde darmflora door de acute infectie en de behandeling ervan komen of dat ze altijd al minder van de butyraatproducerende bacteriën in hun microbioom hadden”, aldus promovendus Bob Kullberg. “De studie geeft nu antwoord op deze kip-ei-vraag.”
Opzet onderzoek
De onderzoekers wilden weten of butyraat, net als bij muizen, ook bij mensen een gunstig effect op het immuunsysteem heeft. In het onderzoek werden ontlastingsmonsters geanalyseerd van ruim 10.000 mensen (6.000 uit het Finse FINRISKI-cohort en ruim 4.000 Nederlandse deelnemers aan het HELIUS-cohort). In de studie keken de onderzoekers naar 16 bacteriën die butyraat maken bij de fermentatie van vezels uit de voeding. Mensen kunnen vezels niet zelf verteren, maar deze bacteriën kunnen dat wel. De 602 patiënten die tijdens de 6 jaar durende follow-up-studie met een infectie in het ziekenhuis kwamen of aan een infectie stierven, hadden aanzienlijk minder van deze butyraatproducerende bacteriën in hun darmen vergeleken met de overige mensen uit de 2 cohorten. “We zagen dat bij mensen die 10% meer van die bacteriën in hun darm hebben, de kans om een infectie te krijgen met wel 15 tot 25% afneemt", aldus Kullberg. Het microbioom is dus betrokken bij infecties buiten de darm, zoals long- en blaasontstekingen. Bij de analyses werd rekening gehouden met factoren zoals leeftijd, geschiedenis van antibioticagebruik en onderliggende ziekten die de samenstelling van de darmflora en het infectierisico beïnvloeden.
Vervolgonderzoek
Butyraat verbetert dus de verdediging tegen infecties buiten de darmen. Deze vinding benadrukt het belang van een gezond microbioom, en opent deuren naar het per individu voorspellen van het risico op een ernstige infectie. Maar waarom de één meer butyraatproducerende bacteriën heeft dan de ander, blijft een vraag. Ook de vraag of men er zelf iets aan kan doen om deze bacteriën in de darmen te krijgen, is nog onbeantwoord. Mede-onderzoeker en hoogleraar Joost Wiersinga: “Vervolgonderzoek is nodig om uit te zoeken hoe we met dieet of probiotica de hoeveelheid butyraat kunnen vergroten, om zo ernstige infecties te voorkomen.”
Foto: Shutterstock